5
naar beneden af. Onderaan de trap
formeerde men zich weer en met
een paar harde boemen marcheerde
men het Havenplein af. Wij er
achteraan. Tot Grooff, verder mocht
ik niet. De machtswellust van de
groteren was wel dusdanig dat daar
streng de hand aan werd gehouden.
Doortje en Gonneke naar huis,
grote broer en neven marcheerden
voort, de Hoofdgracht langs.
Aal en de minachting
Overigens was de Hoofdgracht ook
spannend. Tegen de gracht lag een
grindpad, dan volgde een rij bomen
op een strook gras, dan de rijweg en
dan het trottoir.
De rijweg was niet druk (liep dood
op het Havenplein) - een zeldzame
auto, wat trek- en duwkarren en
dan de groentekar van Verberne,
getrokken door een hit. We
moesten altijd proberen op de
aardappelbakken te springen.
Helaas stopte Verberne zo vaak, en
dan werden we weer weggejaagd.
Op gezette tijden kwam Aal
(Kwinkelenberg) met haar viskar
langs. Meestal bracht ze een
"zootje voor de dokter". Ze had
een geweldige minachting voor
die nietsnutvrouwen, die geen
vis konden schoonmaken. Met
grote snelheid werden de vissen
schoongemaakt en stuiptrekkend
in een vergiet gedeponeerd, dan
ging Aal verder met de kreet "Vis
- levendige vis!".
Een ander beeld van het Havenplein
en de Hoofdgracht, dat een enorme
indruk op me heeft gemaakt, was
de fietsambulance. Een driewieler.
In plaats van een bak was hier een
brancard tussen de voorwielen.
Overkapt met een donkergroen zeil
met een groot rood kruis in een
witte cirkel. Deze fietsambulance
reed ook vaak over het werfpad
naar de Weststraat. Naar ik me
herinner heerste er in 1930 een
zware griepepidemie met helaas
ook sterfgevallen.
Marinekapel met tamboers en pijpers op het Westplein (nu Helden der Zeeplein)
Buitenbeentjes
Toen Doortje
en ik vijf waren,
moesten we ook
naar school. We
liepen dan heen
onder toezicht
van de groteren,
o.a. de neven en
nicht Feenstra
Kuiper via de
Hoofdgracht
- over de brug
achter de R-HBS
een eindje de
Vroonstraat op,
dan rechtsaf
en voor de
Oostslootstraat
weer linksaf naar
de Comenius-
school.
Onderweg
moesten we
vaak vechten
om onze school
te bereiken,
we waren
immers van die
buitenbeentjes
van de Comeniusschool. Het was
wel griezelig. Om een uur of elf
werden we weer opgehaald (alle
eersteklassertjes) door één van
de moeders. Doortje, Margriet
Louwerse en ik liepen dan vaak
Mevr. Bottema met Doortje Dijkstra, Conneke en Margriet Lou
werse. Op de achtergrond Hotel Den Burg
onder toezicht via de werf naar huis.
Hoewel we als zusters opgroeiden,
hadden Door en ik ook wel eens
ruzie. Ik herinner me dat de
moeders ons vaak in ganzenmars
over de werf geleidden. Moeder