Huisduinen waren afgeleverd. Als belasting-wijken had vader de Ouwe Helder en Huisduinen en hij kende er praktisch iedereen. Een gevolg was, dat we al snel aardige en interessante kennissen hadden. B.v. meneer De Jong, hoofd van de kustwacht Huisduinen, had een beetje arrogante uitstraling, vandaar werd hij ook wel 'de burgemeester' van Huisduinen genoemd. Meneer De Jong was een fervent hobby-kunstschilder. Boze tongen beweerden, dat hij geen Hollandse luchten kon schilderen omdat hij in Ned. Indië had gewoond. Flauwe kul! Ik heb nog twee schilderijen van hem met een prachtige Hollandse lucht er in. Iemand die je alles kon vertellen over Ouwe Helder was natuurlijk de bekende caféhouder Maarten Klok, die nogal eens bij 'de Meheir van de belasting' wat kwam vragen. Ik zie hem nog onder een borreltje met vader in druk gesprek, flux de paroles! Kapper V.d. Velde kwam vooral gedurende de oorlog vaak met vader praten over een handeltje wij de kamer uit en waarover het was gegaan werden wij niet gewaar. V.d. Velde was een bijzonder aardige man. Grote gestalte, sonore stem en snor. Mijn kapper was Bertus Veldhuis van de Polderweg ('Frictionnetje Jonker'?). Bertus had aan zijn bokscarrière een wat kromme neus overgehouden. Naast kapper was hij enthousiast radioamateur die mij eens zijn schitterende zelfgebouwde "Geloso"-super mét vliegwielafstemming demonstreerde. Hij introduceerde mij bij de toenmalige VU KA (Ver. Van Ultra Kortegolf Amateurs, later VERON). Daar hoorde ik voor het eerst over Frequentie Modulatie, nu gemeengoed, al weer meer dan 60 jaar terug! Niet ver van de salon van kapper Veldhuis begon op een dag in 1939 een Duitssprekende horlogemaker 'Zwircinsky' (fonetisch). Fysiek leek hij een beetje op de Piet Paaltjens figuur, zoals zo mooi getekend in "Snikken en Grimlachjes" van Frangois HaverSchmidt. Was goedkoop en een bekende figuur, slenterend langs de Polderweg met z'n vier dwergpinchers aan de lijn. Evenals de matrozen van het Den Helder bezoekende zeil- opleidingsschip "Gorch Fock", fotografeerde óók de horlogemaker aan de marinehaven.... Honni soit! Na de bezetting niet weer gezien. Gewoon een verkenner. Onvergetelijk voor mij is zeker ook onze pianostemmer Cornelis Bik uit de Van Galenstraat. Een figuur zoals men tegenwoordig wel de componist Eric Satie beschrijft; gehuld in altijd- hetzelfde, lange donkere regenjas, dranklucht en z'n taal: 'circusduits'. Hij had vroeger in een Berlijnse pianofabriek gewerkt en was beslist een all-round vakman. Zo verbouwde hij onze zwarte Carl Obermeyer piano tot een modern aandoend blank-eiken instrument. Mijn moeder sprak hij voortdurend aan met de kreet "edele dame". Z'n eigen kleine vrouwtje was in hun Duitse tijd Hofzangeres geweest aan het Keizerlijke Hof. Was Bik er, dan mooie damals- Geschichten! Een enkele keer was ik bij Jan Limburg in de Tivoli bioscoop achter het doek. Er werd van achter het doek geprojecteerd. Tussen projector en doek een grote afstand. De teksten las de operateur in spiegelschrift, dat wende heel snel. Uit de beginjaren van de geluidsfilm stond er nog een enorme draaitafel waarop een plaat met tekst en muziek synchroon met de stomme film behoorde te lopen. Dat gaf nog al eens ergernis óf hilariteit! In de oorlog mocht ik niet naar de bioscoop: moffenpropaganda. Op een zondagmiddag draaide er een kleurenfilm, zoiets had ik nog nooit gezien, er heen dus. Wat mooi, wat mooi. Christina Söderbaum in 'De Gouden Stad', die gouden stad was Praag. De week daarop draaiden ze de boerenkomedie 'Das Bad auf der Tenne'. Ik stond net voor de kassa toen ik door m'n vader er zeer hardhandig werd uitgesleurd. Wat een afgang! Veel later de film toch nog gezien... Een kennis die nog wel eens een avond bij ons doorbracht was meneer Duinker, een oude zeeloods die de zeilvaart nog echt had meegemaakt en daardoor mooi kon vertellen. Speelden wij als kinderen 's avonds met hem een spelletje en verloor hij, dan lachten wij wat en werd hij soms heel boos. Pakte jas en hoed en ging er vandoor. Van hem kreeg ik op een keer zijn oude 78 toerengrammofoon met veerwerkaandrijving. Tussen de platen die ik erbij kreeg zat één bijzondere, als je die langzaam draaide kreeg je een heel griezelig geluid. Toen ik jaren later de tekst op de plaat eens las, begreep ik het. Het was G.F. Handei's 'Ecce quomodo moritur' voor vierstemmig koor en gezongen door 'Haarlems Liedertafel'. Informatie leerde mij dat het koor op 20 januari 2005 het 175-jarig jubileum vierde en dus nog steeds bestaat. Het heet nu "Koninklijk Haarlems Mannenkoor Zang Vriendschap". Opgericht door een Haarlemse smid die vond dat je van zingen gelukkiger kon worden. Aanvankelijk bestond het koor uit notabelen en werd spottend "Het Hoge Hoeden Koor" genoemd. Het 'Ecce' zingen ze nog steeds bij een begrafenis, aldus de secretaris. Terug naar Den Helder. Mijn grammofoonplaten kocht ik bij

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2005 | | pagina 18