Allerlei in groot tenue gestoken figuren Dolf en Peek Een andere herinnering uit die tijd is: zondags ging men vaak bij elkaar op bezoek. Als men niet ontvangen wilde, werd er een kaart voor het raam gezet met Verhinderd te ontvangen of aan de andere kant Niet thuis. Iedere zondag werd trouw het bordje Verhinderd te ontvangen voor het raam gezet, maar ook iedere zondagmiddag ging de bel. Aangezien ik nogal nieuwsgierig was (ben), vloog ik naar de deur om open te doen. Op de stoep stonden dan twee jongens ongeveer van mijn leeftijd (vier, vijf) in keurige matrozenpakjes, hand in hand. "Is je moeder thuis?", sprak de oudste. Ik liet ze dan binnen en haalde mijn moeder op. "Wij komen de groeten brengen van mijn ouders." Steevast zei mijn moeder dan "Oh, Dolf en Peek, wat aardig van jullie! Jullie willen zeker een koekje?" Waarop Dolf en Peek knikten. Na ontvangst van het een en ander liet moeder de jongens weer uit. "Tot de volgende week, mevrouw", sprak Dolf, en Peet knikte alleen. Broer Kees en ik stonden paf van dit zakelijk inzicht van de twee jongste Van Driels, en we waren ziedend jaloers. Gouden tijd Tot de rest van deze torn in Den Helder behoren nog de eindeloze jutterstochten langs de dijk. Achter ons huis in de tuin stond een schuurtje dat vol stond met de schatten, die Kees en ik verzamelden. Stokken, flessen en blikken. Meestal waren veel kinderen uit de buurt ook op de dijk, Vooral het alikruik zoeken was voor hen het doel. Tot zomer 1931 het talud naar de haven aangelegd werd, ter vervanging van de trappen, brak voor ons een gouden tijd aan. Overdag reden grote vrachtauto's met wit zand het Havenplein op en stortten het zand voor het aan te leggen haventalud. Als er niet gereden werd dromden we naar het zand. Ik herinner me dat we met een tiental anderen een enorme kuil hadden gegraven, die afgedekt was met houten delen en golfplaten. Een hele klus, waarbij alle veten vergeten werden. Eens hadden de anderen een hele schaal vol alikruiken mee. Als ik een speld bij mijn moeder haalde, mocht ik mee-eten. Ik weet dat ik broer Kees meegetroond hem, want ik hield niet van alikruiken. Toelatingsexamen In oktober 1931 kreeg mijn vader de opdracht een zieke collega in Soerabaya te vervangen. De Marine hield niet van vooruit plannen en met een dag of veertien waren we vertrokken, richting Soerabaya. Doortje en haar familie volgden een jaar later. Toen we in 1937 terugkwamen, ontdekte ik dat ons huis op het Havenplein bewoond werd door de familie Bouma. De heer Bouma was de rector van het Gemeentelijk Lyceum waarvoor ik toen toelatingsexamen moest doen. Gonneke Zandstra-Bottema 8

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2005 | | pagina 10