Hij had met zijn medicament wel
veelbelovende resultaten. In die
jaren was het hele gezin bezig
met de kweek van de bacteriën,
vullen van de ampullen met de
injectievloeistof (dat mocht alleen
zijn vrouw doen want de bacteriën
leefden nog en waren gevaarlijk),
dichtsmelten en steriliseren van
de ampullen waardoor het vaccin
ongevaarlijk werd. Het was een
ouderwetse huisindustrie!
Hij had als padvinder
kennisgemaakt met de buitensport
en zo ging het gezin, toen de
kinderen groter werden, in de
zomervakantie van drie weken in
tenten kamperen op de Veluwe.
In augustus 1939 werd hij dus weer
opgeroepen voor actieve dienst
en arts bij de Onderzeedienst,
met toestemming om ook zijn
burgerpraktijk uit te oefenen.
Uiteraard leed zijn werk aan de
behandeling van astma daar toen al
onder, om helemaal onmogelijk te
worden na de bezetting. Hij heeft
die zaken jammer genoeg niet meer
op kunnen pakken.
Overigens werd zijn huis op 14
Mei 1940 door bominslag zwaar
beschadigd.
Na het bombardement van 27 juni
1940 vluchtte ook dit gezin weg uit
Den Helder en bracht de zomer
door, kamperende op een weide in
Heerhugowaard, tussen de kippen.
Hij was ook toen dagelijks aan het
werk in zijn praktijk en reisde dus
heen en weer.
In het najaar van 1940 betrok
het gezin voor de nachten en
de weekenden een soort van
appartement in een bollenschuur
van de familie Preyde in Breezand.
In 1943 kregen zij een huisje
in Julianadorp, Jacob van der
Veerstraat 23, maar dat werd
reeds zeer snel door de Duitsers
gevorderd. Toen werd besloten
om maar weer geheel in Den
Helder te gaan wonen, immers,
de bombardementen vonden toen
inmiddels ook overdag plaats.
Al heel snel kwam hij in aanraking
met mensen die zich tegen de
Duitse bezetter wilden keren. Maar
de neiging om toch weer allerlei
papierwerk daarbij te maken, zoals
ledenlijsten, weerhield hem om
zich aan te sluiten. Later kreeg men
in de gaten hoe gevaarlijk dat was
en kwamen er voldoende informele
groepen tot stand. Resultaat
hiervan is wel, dat er over zijn
ondergrondse werk vrijwel niets
vastligt.
De ariërverklaring werd, begeleid
door een krachtterm, in de kachel
gestopt en hier heeft hij nooit
meer iets van gehoord en heeft hij
deze dus ook nooit getekend. Het
spreekt vanzelf dat hij ook weigerde
zich als lid van de door de bezetter
ingestelde artsenkamer aan te
melden. Toen door bezoek van een
rechercheur, die de spreekkamer
verzegelde bij afwezigheid van de
te arresteren persoon, bleek dat
hij beter kon verdwijnen dook hij
onder, maar de bezetter haalde
bakzeil en zo kon hij na een week
het gewone leven weer hernemen.
Bekend is zijn hulp aan
onderduikers. Hij en zijn vrouw
namen het joodse echtpaar Van
Gelder in huis en bij hem werd dan
ook Frederik van Gelder geboren,
lek (Isaak) van Gelder was een
zeer goede vervalser van officiële
papieren, waarvoor hij zeer veel
stempels vervaardigde,
lek was er tenslotte zó goed in,
dat hij zelf originele en vervalste
papieren niet meer van elkaar
kon onderscheiden. Ook bekend
is dat hij hulp verleende bij
het wegbrengen van militairen
van neergestorte vliegtuigen.
Die werden vermomd tot zeer
zwaar gewonden en zo naar een
verzamelpunt gebracht. Ook
is bekend dat springstof uit
aangespoelde mijnen op de werf
werd ontvreemd en o.a. door hem
naar verzamelplaatsen buiten Den
Helder werd gebracht, als arts had
hij immers een auto.
Artsen hadden ook te maken met
Duitse militairen die liever door
Nederlandse artsen behandeld
werden. Hij deed dit ook, hij voelde
zich daartoe als arts trouwens
zonder meer verplicht en verlangde
en kreeg daarvoor dan betaling in
natura, zoals kolen en brood.
Het is een wonder dat dit allemaal
goed is gegaan. Na de oorlog zette
hij zich in voor de Vereniging van
oud illegale werkers en werd daar,
na het overlijden van dominee
Tollenaar, voorzitter van. Helaas
heeft dit nog maar kort geduurd. De
schade van de longontsteking, de
jarenlange slechte voedingstoestand
van de man van bijna twee meter
lengte, de grote aantallen gerookte
sigaretten en de spanningen
leidden ten slotte tot zijn plotseling
overlijden op 15 Juni 1947. Zijn
vrouw heeft hem op tien dagen na
40 jaar overleefd.
P.P. Loesberg