ooggetuigen
Een uur later nam de oud-minister
van Marine, jhr H.O. Wichers, de
monitor waar door een binocle
vanuit hotel Garni te Scheveningen
om half vijf zag hij het schip
nogmaals. Het was toen 4 a 5
streken doorgestoomd en bevond
zich op 1 a 1 Vi geografische mijl
voor de kust. Wel was de wind
naar het zuidwesten gelopen. Er
stond een stijve bries (windkracht
5) en een moeilijke zee. Men vroeg
zich af waarom het schip niet
terugkeerde, ook al doordat de vloed
doorgekomen was.
Pieter Kuyt, zeeman in ruste,
kastelein op het duin bij de
vuurtoren van Scheveningen die
het schip door een kijker volgde,
verwonderde zich erover een
monitor te zien varen. 'Door den
kijker merkte hij op dat de monitor
met elke golf onder water stak en de
zee tegen den toren hrak. Het schip
bewoog zich in een naad van het tij
die men op Scheveningen 'zeeval'
noemt, en waarin het wegens het
woelen der zee kwaad varen is.' Kuyt
vroeg zich dan ook af of er wel
een loods aan boord was! Toen hij
's avondsom een uur of acht nog
eens keek was het vaartuig 'nog
in voortgaande beweging'. Maar
het schip was weinig opgeschoten
en zou die nacht op zee moeten
blijven. Schipper Ary 't Hart, die
met zijn visschokker in de buurt
van de Waterweg bij 'felle bries
en eene woelige zee uit het Z.W.'
aan 't vissen was, nam omstreeks
15.00 uur rook waar. Toen de rook
ongeveer op dezelfde plaats bleef
dacht hij aan een stoomboot met
machinepech en ging er op af. Pas
om half zes was hij in de buurt van
de monitor, die het hard te verduren
had. 'Het vaartuig gierde geweldig
zwaar'. Uit een later op 't lijk van
de luitenant ter zee Jonckheer
gevonden briefje blijkt 'dat te 6
uren 's namiddags de monitor
weigerde met de schroeven te
wenden'. Men kón dus eenvoudig
niet terug naar IJmuiden. Maar
omdat er geen assistentie gevraagd
werd voer 't Hart wel naar IJmuiden.
Terug naar de Waterweg was ook
voor hem vanwege tegenwind en
-stroom onmogelijk.
benarde situatie
Uit het rapport van de
onderzoekscommissie blijkt dat
diverse waarnemers al om zes
uur 's middags constateerden dat
de toestand hachelijk was. Toch
duurde het nog tot omstreeks
acht uur eer door middel van
vlaggenseinen om sleepboothulp
werd gevraagd.
Kapitein F. de Braauwer van de
sleepboot 'Kinderdijk', die aan de
zuidelijke pier van de Waterweg
lag, had de 'Adder' al vanaf vier
uur waargenomen. Maar toen
De Braauwer om 18.30 uur naar
binnen ging had de monitor nog
steeds geen assistentie gevraagd.
Ook schipper W. Haasnoot van de
'Petronella Vierman' uit Katwijk
die 's avonds om half acht de
monitor gepasseerd was, getuigde
dat men 'toen nog geen twee
vlaggen onder elkaar gehesen had'.
Onbegrijpelijk overigens was 't
gedrag van de bemanning van de
Scheveningse bomschuit 'Twee
Gezusters'. Deze vissersschuit
passeerde de monitor omstreeks
acht uur op nog geen halve
kilometer afstand. Op dat moment
was aan boord van de 'Adder' het
noodsein (twee vlaggen onder
elkaar) gehesen. De zeeën sloegen
over de monitor, alleen de toren
was zichtbaar. Men zag slechts één
man aan boord, die echter niet om
hulp riep.
'Den Duik en zijne bemanning
achtten het niet raadzaam om hun
schrobnet te verlaten en zich te
vergewissen of men hulp nodig had,
omdat zij niet de kans willen loopen
dat hunne hulp werd geweigerd, en
zij dus noodeloos schade zouden
lijden door de opoffering van
hun net. Een half uur later, toen
zij ten noorden van den monitor
waren gekomen, werden aan boord
daarvan vuurpijlen waargenomen.
Ook toen werd geene poging
aangewend om het vaartuig ter
assistentie te komen. Zij meenden
dat die vuurpijlen te kennen gaven,
dat de monitor eene sleepboot of
een loods begeerde'. Bovendien
dachten ze dat ze door de z.z.w.
wind en de lopende vloed toch niet
bij het schip konden komen. Ook
toen de vuurpijlen plaats maakten
voor stakelvuur, witte en rode
flambouwen, reageerden de vissers
niet. Zelfs toen er 'een vlamvuur
dat zich in damp oploste' werd
waargenomen en de vissers tegen
elkaar zeiden: „Nu zou het wel
kunnen gebeuren dat zij aan hun
eind zijn", ondernamen ze niets.
Want, zo zeiden ze, we bevonden
ons 'beneden 's winds'. Maar er
werd ook niet naar de wal gestuurd
om hulp te vragen. Er werd gewoon
doorgevist.
ondergang
Overigens werd de ondergang
van de 'Adder' ook waargenomen
vanaf het terras van het badhuis te
Scheveningen.
'De heer mr. F.A. Loudon heeft 's
avonds paarsche vuren in den vorm
van korenaren tegen de zwarte
rookkolom zien opschieten, en kreeg
de indruk dat dit noodseinen konden
zijn. Hij dacht evenwel dat de zaak
wel teregt zou komen, omdat het
schip naar de kust dreef, en velen die
seinen zagen. Later zag die getuige
een witte compacten walm van
stoom, die vlokachtig in elkander
zat, cirkelvormig over de zee.Dit is
waarschijnlijk het moment geweest
waarop Zr. Ms. 'Adder' kantelde en
zonk.
Maar dat was allemaal achteraf.
In het rapport staat: 'De nacht van
5 op 6 Julij, de dag van 6 Julij, de
nacht van 6 op 7 Julij, de dag van
7 Julij, de nacht van 7 op 8 Julij
gingen voorbij, zonder dat iemand
zich ongerust maakte over de Adder.'
De marinecommandant van
Amsterdam dacht dat de monitor
in Hellevoetsluis lag, die te
119