Mijn Schooljaren
In 1937 was het zover. Ik moest
naar de "grote school", zoals
toen de lagere, thans basisschool,
meestal werd genoemd. De jaren
van het "kippenschooltje", de Frö
bel c.q. kleuterschool, lagen achter
mij. Mijn ouders vonden goed
onderwijs belangrijk en dus werd
er gekozen voor school 5. De oplei
dingsschool aan de Parallelweg
(in de volksmond de voorschool),
waar meneer Kramer het hoofd
van was. Let wel: meneer, want we
waren een stadsschool en geen
plattelandsschool, dus werden de
heren met meneer aangesproken
en de dames met mevrouw of juf
frouw afhankelijk van hun burgerlij
ke staat. Dat het niet altijd makke
lijk was, bleek toen een meisje uit
2e klas voor juffrouw Valkenburg,
die daar de scepter zwaaide aan
mevrouw Timman in de ie klas het
volgende moest vragen: "Juffrouw
Valkenburg laat vragen of mevrouw
Timman een schaar voor juffrouw
Valkenburg te leen heeft". U snapt
het al, het meisje raakte in de war,
maar nadat mevrouw Timman het
haar nog eens had voorgezegd en
zij het keurig had herhaald, mocht
ze met het attribuut vertrekken.
We begonnen met vier rijen
banken, waarin ieder twee
leerlingen. Twee rijen jongens
en twee rijen meisjes, keurig
gescheiden. Netjes met de handen
op de rug zolang je die niet nodig
had om te schrijven of te tekenen.
Pas vanaf de 3e klas mocht je met
de armen over elkaar zitten. Lezen
leerden we met de leesplank,
rekenen met het telraam en
schrijven met een kroontjespen in
een penhouder. Zo'n pen moest
af en toe vernieuwd worden en
alvorens hem de eerste keer in het
Ook de Rehobothkerk deed dienst als
noodschoot (bron: Rens Schendelaar, "Den
Helder in de Tweede Wereldoorlog", p. 84).
inktpotje te dopen moest je er even
aan likken. Naar buiten kijken kon
niet, want de onderste ramen waren
van matglas.
Af en toe verdween er wel
eens een kind. Die was dan
overgeplaatst naar de achterschool.
Dat was school 6 en was geen
opleidingsschool, kennelijk kon
dat kind het tempo op school 5 niet
bijhouden.
De ingang van school 6 was in
de Goversdwarsstraat. Eigenlijk
vormden de twee scholen één
gebouw. Ik denk dat het nog
stamde uit de tijd, die ik niet heb
meegemaakt, maar m'n ouders wel,
toen een school 12 klassen had en er
tweemaal per jaar "verhoogd" werd.
Vanaf de ■f klas was het
gebruikelijk dat er een schoolreisje
werd georganiseerd en dan werd er
ergens gegeten.
Dat was wel heel deftig in die tijd.
Reden te meer voor m'n moeder
om er op toe te zien, dat ik netjes
met vork en mes leerde eten, wat in
die tijd niet algemeen gebruikelijk
was. In de 3e klas aangeland
betekende dat iedere maandag
behalve het kwartje spaargeld
(een actie van de Nutsspaarbank)
ook een dubbeltje mee voor het
schoolreisje. De 3e klas bood nog
meer voordelen. We kregen na
twee jaar les te hebben gehad van
onderwijzeressen, die al tegen
hun pensioen liepen, les van een
jonge man, meneer Clowting. Ook
kwamen er nieuwe interessante
vakken bij. Maar helaas, op 10 mei
van het schooljaar, het was 1940,
brak de oorlog uit en dat veranderde
alles.
Reeds op 14 mei, ons leger had al
gecapituleerd, werd Den Helder
gebombardeerd en daarbij liep
o.a. de Parallelweg waar wij ook
woonden, (glas)schade op. Maar
toch zag het er aanvankelijk naar
uit, dat alles weer gewoon door
kon gaan. Zelfs een jongen die
tijdens het bombardement gewond
was geraakt, verscheen na enige
tijd weer op school. Echter, het
zou niet lang duren. Toen er op
21 juni een luchtgevecht boven de
stad plaatsvond, bleek de schrik er
goed in te zitten en brak er bijna
paniek uit. We mochten snel naar
huis. Wat was ik blij, dat ik zo
dichtbij woonde. Een groot deel van
de bevolking vluchtte de stad uit.
Wij ook. Maar ja, maandag moest
iedereen toch weer op school zijn.
Je mocht niet zomaar verzuimen.
Die nacht van maandag op dinsdag
gebeurde datgene, wat in Den
Helder de geschiedenis is ingegaan
als "het grote bombardement". Nu
was er geen houden meer aan. Men
vluchtte massaal. Nadat de ramen
van ons huis, die deze nacht voor
de tweede keer gesneuveld waren,
er weer in waren gezet, vertrokken
wij, mijn ouders en ik, naar
Schagerbrug, waar we tien weken
verbleven. Natuurlijk moest ik wel
naar school. Aanvankelijk kwam
ik daar in de 4e klas, maar al snel
werd er, omdat er zoveel Helderse
kinderen waren komen wonen,
voor hen een aparte klas ingericht.
De Helderse onderwijzer R.
Schouwvlieger kreeg de leiding. Die
moest dus les geven aan kinderen
uit verschillende klassen.
Na de grote vakantie was de oorlog
nog steeds niet afgelopen zoals
menigeen, tegen beter weten in,
had verwacht en besloten mijn
ouders toch maar weer terug te
gaan naar Den Helder.
112