Jan Leen: wat ik nog weet van "De Heldersche Burgerwacht" De inmiddels negentigjarige en zeer vitale Jan Leen, die in 1933 lid werd van "De Heldersche Burgerwacht" kan zich nog verschillende zaken en gebeurtenissen herinneren. De burgerwacht is z.i. op poten gezet door J. Gomes en Joh. Bakker. Eerstgenoemde was hoofdonderwijzer, laatstgenoemde (zeep) fabrikant aan de Breewaterstraat. Deze twee heren hebben, samen met wat anderen, een vergadering belegd in de oude marinekantine aan de Buitenhaven. Jan Leen was daar ook bij. Volgens hem heerste er een enthousiaste stemming, want alle aanwezigen vonden dat die burgerwacht er moest komen. De Marine speelde een belangrijke rol door voor wapens te zorgen. Samen met Henk Keet heeft Jan Leen toen ook een bezoek gebracht aan de burgerwacht te Amsterdam die in een pand zat aan de Keizersgracht. Dat was speciaal ingericht voor de burgerwacht. Onder het gebouw was een aparte schietkelder. Verder waren er een Mobiele afdeling, een Transportafdeling en een Motorafdeling. Volgens Jan Leen heeft de Amsterdamse organisatie model gestaan voor "De Heldersche Burgerwacht". Die bezat geen eigen verenigingsgebouw, maar mocht gebruik maken van een paar lokalen in een lagere school aan de Schoolstraat. Daar was in de fietsenstalling een schietbaantje ingericht, waar kon worden geschoten met een KSO- geweer. Dat was een aangepast geweer met een insteekloopje voor gebruik in een kleine ruimte, voor KamerSchietOefeningen dus. Vandaar de afkorting. Met dit KSO-geweer konden kleine randvuurpatroontjes worden verschoten. Met zwaardere munitie konden de korpsleden schieten in de duinen, op de schietbanen van de Marine. De gewapende burgerwachters droegen groene uniformen, de anderen liepen in burger. Het kader droeg een pet met aan de voorkant het gemeentewapen, de overigen een veldmuts met daarop een voetboog als insigne. De burgerwachters werden gedrild op de Rijkswerf door twee mariniers, de Kpt. Schuiling en de Sgt.-maj. Bosma. Die namen de burgerwachters flink onder handen. Daar heeft de gemeente later dankbaar gebruik van gemaakt, met name tijdens de vóór-mobilisatie en de mobilisatie in 1938 en 1939. Dat was een 'rare' en 'verwarrende' tijd, aldus Jan Leen. 'We wisten niet waar we aan toe waren, door wie we nu eigenlijk werden bedreigd, door Engeland, of door Duitsland. Dat werd door de regering uit angst voor onze neutraliteit een beetje in het midden gelaten.' Leden van de burgerwacht hebben toen op wacht gestaan bij de Basculebrug aan de Rijksweg en bij de "rode" brug aan de Huisduinerweg bij de Linie. Veel burgerwachters moesten daar een dag onbetaald verlof voor opnemen. Dat had de gemeente eigenlijk moeten betalen, maar daar is niets van terecht gekomen. In de meidagen van 1940 hebben de burgerwachters nog geschoten op overkomende vliegtuigen. Toen bekend werd dat ons land had gecapituleerd waren er leden van de burgerwacht die zaten te huilen op het politiebureau waar ze hun wapens moesten inleveren. Er was zelfs een rechercheur bij die zo over z'n toeren was, dat hij bij het ontladen van zijn wapen per ongeluk in de muur schoot!6 Opheffing van "De Heldersche Burgerwacht" Op 3 augustus 1940 ging het bestuur van "De Heldersche Burgerwacht" in opdracht van de plaatselijke Commissaris van Politie over tot opheffing van de vereniging. Alle eigendommen, met name wapens, munitie, uitrustingstukken, schietbanen, medailles, vaandels en wedstrijdprijzen, moesten worden ingeleverd. Wat er dan nog overbleef mocht worden verkocht en met de opbrengst een eventueel nadelig saldo worden vereffend. Het bestuur verklaarde echter dat de eigendommen van de vereniging, bestaande uit wat uniformen en uitrustingstukken, vijf klewangs, alsmede het archief, bij de capitulatie op het hoofdbureau van politie waren gedeponeerd en bij de brand van het bureau t.g.v. het bombardement in de nacht van 24 op 25 juni 1940 verloren waren gegaan. Van de oorspronkelijk uitgereikte zeventig infanteriegeweren met bajonet, zeven revolvers en het KSO-geweer was niets meer over: achttien geweren met bajonet en leergoed, alle munitie en de zeven revolvers waren door de brand verwoest. De overige tweeënvijftig infanteriegeweren, het KSO-geweer, bajonetten en leergoed waren in depot gegeven in de marinekazerne aan de Buitenhaven. Deze wapens bleken na de capitulatie niet meer aanwezig en zijn vermoedelijk door de Duitsers geconfisqueerd. Alle burgerwachten in Nederland moesten op uiterlijk 15 oktober 1940 zijn geliquideerd. Dus ook de Helderse. Daar bleek na de opheffing een batig saldo te zijn van fl. 2Ö,i8(!) Dat moest worden gestort op postrekening nr. 1 ten name van 's rijks schatkist en zou op voorstel van het bestuur ten goede komen van de "Nationale inzameling" 1940. Bij het "Polizei-Bataillon 4" te Amsterdam, dat was gelegerd in het Vossius gymnasium, zijn in september 1940 nog dertig helmen ingeleverd. De medailles, plaquettes, lauwertakken en bekers die ook ingeleverd moesten worden, zijn eerst opgeborgen in de brandkast op het gemeentehuis en 104

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2005 | | pagina 18