burgemeester, '...[heb] ik hier de beschikking over een burgerwacht, waarin behoorlijk verband is en die behoorlijk geoefend is om berekend te zijn voor haar taak: aanvulling van de plaatselijke politiemacht bij eventuele onlusten in de gemeente.' In 1920 telde de burgerwacht in Den Helder nog 252 gewapende en 27 ongewapende leden, in Koegras 148 gewapende.3 Malaise Een aan de minister gerichte nota van 31 mei 1932 inzake de burgerwacht had een totaal andere toon. Daarin schreef de burgemeester dat "De Heldersche Burgerwacht" tot 1922 elk jaar een subsidie had ontvangen van fl.400,00, maar dat die ingaande dat jaar uit bezuinigingsoogpunt was geschrapt. Vanaf dat moment had de burgerwacht een kwijnend bestaan geleid, ook omdat het rijk de subsidiekraan dichtdraaide. De economische neergang in die jaren trof ook de burgerwacht. In 1924 werd op verzoek van de Commissaris der Koningin nog geprobeerd haar nieuw leven in te blazen, maar door gebrek aan geldmiddelen en door verminderde activiteiten van de leden was ze na verloop van tijd weer ingedommeld. Toen de militaire adviseur van de burgerwacht in 1928 werd overgeplaatst en zijn functie neerlegde, vond de Commandant van de burgerwacht en directeur van de zeevaartschool, T.C.W. van Mierlo, het niet nodig de vacature op te vullen. Sindsdien schijnt de burgerwacht nog dieper te zijn ingeslapen,althans ik heb van haar activiteit niets gemerkt', schreef de burgemeester. Op 28 november 1932 meldde hij de Inspectie der Burgerwacht te Alkmaar, in reactie op een vraag dienaangaande, dat hij voorlopig niet van plan was in Den Helder een burgerwacht op te richten. Dit wekte verbazing en onbegrip bij de militaire autoriteit die aan de Inspectie was toegevoegd. Deze, de Kpt. Haremaker, repliceerde met: 'Het zal U toch bekend zijn, dat er reeds lang een burgerwacht in Uwe gemeente bestaat, een vereeniging, die Koninklijke goedkeuring heeft verkregen op hare statuten'! Maar de burgemeester liet zich niet uit het veld slaan en schreef op zijn beurt op 14 december terug, dat die burgerwacht slechts in theorie bestond: 'Er is geen Commandant, er zijn geen officieren; de beschikking over wapenen is vrijwel nihil. Zou deze "burgerwacht" inderdaad aan haar doel beantwoorden, dan zal er van den grond af opnieuw moeten worden opgebouwd. Of hiertoe voldoende belangstelling zou bestaan vermeen ik te mogen betwijfelen'. Toen greep de Inspecteur der Burgerwachten zelf in. Voor het verkrijgen van koninklijke goedkeuring had de burgemeester bij de oprichting verklaard, dat hij van de diensten der burgerwacht gebruik wilde maken als de handhaving der openbare orde zo'n bijzondere maatregel nodig maakte. Dat kon zich nog steeds voordoen. En als er geen Commandant was, dan moest de burgemeester er maar eentje benoemen. Het bewapende deel van de burgerwacht moest de politie versterken en daar waren, vond de Inspecteur, niet perse officieren bij nodig. Volgens hem telde Den Helder 102 burgerwachters die zich verbonden hadden de wapenen te dragen, terwijl de Marine op zijn verzoek 150 geweren, 6800 patronen en 150 stel leergoed had verstrekt. En als de burgemeester steeds ogenblikkelijk over wapens wilde beschikken, dan hoefde hij maar te kikken en werden die hem, met de nodige munitie, per kerende post toegezonden. Bovendien had het bestuur van "De Heldersche Burgerwacht" hem op 4 maart 1932 nog geschreven alles te willen doen om de burgerwacht tot nieuw leven te wekken. De Inspecteur hoopte dan ook dat de burgemeester hier samen met het bestuur in zou slagen, want hij achtte het van zeer veel belang dat in de noordelijkste punt van Noord- Holland een goed gezinde, goed georganiseerde, goed geoefende sterke burgerwacht aanwezig [was]'.4 Wederopstanding Aldus geschiedde. Het bestuur belegde op 1 februari 1933 een vergadering, een eerste stap op weg naar de wederopstanding van "De Heldersche Burgerwacht". Halverwege januari 1934 kreeg ze van de garnizoenscommandant en van de Genie te Haarlem toestemming voor het houden van schietoefeningen in en gratis toegang tot het duinterrein in Den Helder. De leiding van de burgerwacht bestond toentertijd uit Commandant - reserve ie Lt. van de Vrijwillige Landstorm - Joh. Bakker en onder-Commandant P. Vrije. Van Mierlo had in verband met zijn vertrek uit Den Helder op 14 augustus 1931 ontslag genomen Joh. Bakker, Commandant van "De Heldersche Burgerwacht". 102

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2005 | | pagina 16