Van schutterij tot schietvereniging (4) Vereniging "De Heldersche Bur gerwacht" In de tweede helft van november 1918 werden alom in het land gewapende burgerwachten opge richt, ook in Den Helder. Die burgerwacht kon door de burge meester worden opgeroepen om de politie te helpen bij de handha ving van de openbare orde en de bescherming van personen of goe deren in de gemeente, aldus het Algemeen - landelijk - Reglement. Ze stond onder toezicht van de minister van Binnenlandse Zaken en los van de Bijzonder Vrijwillige Landstorm. Deze organisatie stond onder beheer van de Vrijwillige Landstorm en onder bevel van de minister van Defensie. De Bijzon der Vrijwillige Landstorm bestond uit afgezwaaide dienstplichtigen, was niet aan de woonplaats gebon den en een machtsmiddel in han den van de regering. Het was niet toegestaan om tegelijkertijd lid te zijn van de burgerwacht en van de Vrijwillige Landstorm. Het lidmaatschap van de bur gerwacht was wel woonplaatsge bonden. Aan het hoofd stond de Commandant of Hopman en zij bestond uit een of meer vendels. Elk vendel telde ten hoogste hon derd man. In grotere gemeenten had elke wijk zijn eigen vendel, bij voorkeur met burgers uit die wijk. Een vendel was onderverdeeld in secties van maximaal vijfentwintig man, elke sectie gesplitst in twee groepen. Een groep werd geleid door een voorman, een sectie door een vaandrig en een vendel door een hopman. De burgerwacht was een gewone vereniging met een bestuur, dat minstens vijf leden telde. De Com mandant maakte daar ambtshalve deel van uit.1 Initiatief en oprichting In Den Helder kwam het initiatief tot oprichting van de burgerwacht uit de koker van de Stellingcommandant. Voorbereiding en organisatie waren dan ook vrijwel geheel, respectievelijk geheel een militaire aangelegenheid. De vereniging kreeg de naam "De Heldersche Burgerwacht". Ze werd officieel opgericht op i januari 1919 en voor de duur van negenentwintig jaar. Op grond van haar - koninklijk goedgekeurde - statuten moest de burgerwacht het wettig gezag, na daartoe te zijn opgeroepen, metterdaad steunen bij het bestrijden van revolutionaire aanvallen op en bedreigingen van de openbare of maatschappelijke orde en deze verdedigen tegen gewelddadig verzet. Dat kon door met de wapenen tegen de boosdoeners op te treden, of door het verlenen van burgerlijke diensten. Elke ingezetene van achttien jaar en ouder kon lid worden, mits hij zijn wens daartoe schriftelijk kenbaar had gemaakt en geen revolutionaire sympathieën had. Overigens was niet iedereen in Den Helder gelukkig met de oprichting van de burgerwacht. Dat bleek met name toen het college van B&W de raad wilde voorstellen de burgerwacht een jaarlijkse subsidie te verlenen van fl.800,00. Dit bracht de "Afdeeling Helder der SDAP" en de "Heldersche Bestuurdersbond" - samen dertienhonderd leden - ertoe de raad er in een brief, gedateerd 19 juni 1919, voor te waarschuwen, dat het bewapenen van een deel der ingezetenen tegen een ander deel, zou kunnen werken als een rode lap op een stier en aanleiding zou kunnen geven tot excessen. Ze wezen er verder op, dat het voorstel van B&W geenszins gerechtvaardigd was, aangezien zelfs in de meest spannende dagen, die achter ons liggen, de hierboven aangehaalde arbeidersverenigingen volkomen in staat bleken zichzelf dermate te beheerschen, dat zelfs geen spoor van georganiseerd of onordelijk optreden is aanwezig geweest'. Ze vonden dat het voorstel zich lijnrecht keerde tegen een belangrijke bevolkingsgroep die altijd op legale wijze gebruik had gemaakt van haar politieke rechten en vrijheden. Ze vroegen de raad dan ook het voorstel niet aan te nemen. Dat gebeurde echter wel.2 Enthousiasme Overal was de oprichting van de burgerwacht in 1918 enthousiast begroet. Die geestdrift bekoelde echter al snel als de burgerwacht niet daadwerkelijk hoefde op te treden. Het zat er dus in dat ook in Den Helder, evenals elders, de burgerwacht een langzame en geruisloze dood zou sterven. In september 1920 kon de burgemeester zijn minister nog melden, dat dit door de goede leiding van de adviseur van de burgerwacht, de Lt. kol. der Mariniers P.S. Groen was voorkomen en dat door diens goede voorbeeld en vrijwel dagelijkse aanwezigheid bij de oefeningen was bereikt dat het instituut inmiddels op een hechtere basis was gevestigd. Hoewel het aantal leden voor een gemeente als Den Helder niet groot was, aldus de 101

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2005 | | pagina 15