66 De Dijkstraat. Het hoger gelegen deel stond in de volks mond bekend als Het Dijkje. Daar woonde Haver- Schmidt, in het laatste huis van de vooruitgeschoven rij waartoe ook het stadhuis behoorde. familiekroniek was. (4) Ook Gerrit Jansen, corrector van de nagelaten geschriften van Cornelis Over de Linden, is weinig overtuigend in zijn argumentatie. (5) Reeds in 1871 schreef ds A. Deenik uit Terwaard in een brief dd. 31 oktober aan G. Colmjon, die dr. Verwijs bij zijn benoeming tot hoogleraar te Leiden in 1868 was opgevolgd als archivaris van de provincie Lriesland: '...ik ben zeer benieuwd, wie deze aardigheid in de wereld geholpen heeft. Ik ken maar één man die ik ervan zou kunnen verdenken en dat is dr. Verwijs. Vooral de fouten tegen 't Lries doen mij dat vermoeden. Maar wie kan die familie Over de Linden zijn, die haar naam voor deze aardigheid heeft willen lenen? Ik heb bij mijzelven gedacht, of mijn vriend HaverSchmidt, die zeer intiem is met dr. Eelco (Verwijs), en die aan Den Helder gestaan heeft, misschien het zijne eraan gedaan zou kunnen hebben...' Ds HaverSchmidt verklaarde echter dat hij Cornelis Over de Linden niet heeft gekend, noch aan de totstandkoming van het Oera Linda boek op enigerlei wijze heeft meegewerkt. 'Wees zoo goed mijnheer de redacteur', zo schreef hij aan de Zutphense Courant, 'en vertel aan Uwe lezers dat gij misgeraden hebt. Ik heb het Oera Linda Boek nog niet eens gelezen, laat staan dat ik het geschreven heb. Anders, dr. Ottema heeft mijzelf gezegd, ik mogt willen dat ik knap genoeg was om het te maken. Maar in dat geval zou ik er ook eerlijk voor uitkomen; want dr. Ottema is nog een oud leermeester van mij, en ik houd te veel van hem om hem te kunnen foppen.' Dat laatste was maar al te waar: HaverSchmidt zou ook nooit kunnen toegeven dat hij de falsificatie had gemaakt of eraan meegewerkt. Hij durfde niet eens beweren dat het een vervalsing was. Zijn goede oude leermeester Ottema van het gymnasium te Leeuwarden zou hij dan immers voor gek zetten? Hoewel ook dr. Verwijs het 'daderschap' altijd heeft ontkend, komt dr. M. de Jong Hzn in 1927 met een boek waarin hij Verwijs als de maker van het handschrift aanwijst. (6) Verwijs - géén fries van geboorte - zou deze vervalsing gemaakt hebben om de dilettantische wijze van geschiedbeoefening van het Lriesland van die dagen aan de kaak te stellen. En niet alleen de geschiedbeoefening, ook de vergelijkende taalwetenschap was omstreeks 1860 al wel aan de Hollandse universiteiten bekend, maar nog niet in friesland. Daar moet dan natuurlijk wel bij vermeld worden dat Lriesland geen universiteit of hogeschool (meer) bezat, zodat men de friezen hun dilettantisme in deze slecht kon verwijten. Het Oera Linda boek zit inderdaad vol met wel zéér 'amateuristische woordverklaringen'. Enkele voorbeelden: de Romeinse zeegod Neptunus was een friese admiraal neef Theunis (Tünis), de inwoners van Kreta heten naar de 'wilde kreten' die ze uitstieten bij Minno's komst op het eiland, Germanen waren de volgelingen van Geert, de Geertmannen, enz. merkwaardige roman H. Suringer, uitgever van enige werken van Verwijs, schreef over het omstreden handschrift: 'Het boek is een merkwaardige roman en werkelijk 't lezen waard. En 't is natuurlijk geschreven met het doel den draak te steken met het in de jaren 1840-1860 ontwikkelde denkbeeld dat de friezen een

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2005 | | pagina 8