Arsenaal, indrukken van de Rijkswerf Willemsoord
uit de jaren 1936 - 1937
6
Deel 9 - Slot
Het spijt de schrijver, het moeten
immers persoonlijke indrukken
blijven, niet meer te kunnen geven
over de afdelingen Scheepsbouw,
Werktuigbouw en Magazijndienst
in de betrokken periode, respectie
velijk onder de hoofdingenieur ir
F.W.K. de Klerk, hoofdofficier van
de marine stoomvaartdienst j.H.
Klingen en E. Roodschild met wie
Arsenaal dagelijks had te maken,
zo zeer, dat in goede verstandhou
ding als het ware in eikaars werk
werd ingegrepen. Wat is gepaster
dan tot slot mèt de beambten en
werklui aan het einde van de werk
dag de poort uit te gaan. De werf
"luidt af", de politiedienaar heeft
stipt op tijd de klok geluid bij de
Westpoort; de andere poorten vol
gen, waardoor men overigens de
werf niet af mag. De stroom men
sen komt aan, dat zij er al voor
klaar stonden is wel duidelijk; een
oud onuitroeibaar euvel, evenals
het "aanpraten" bij het begin, dat
vooral des morgens wel wat teveel
kan uitdijen. De vertrekkenden
passeren de politiemannen, die
er nu en dan iemand uitpikken
voor "onderzoek aan den lijve", of
om een pakje te visiteren in het
gebouw van de officier van poli
tie naast de poort. Wij laten de
honderden voorbijgaan, zoals dit
alle dag geschiedt: rustig, weinig
gepraat.
De werfpolitie, weinig talrijk, in
hun blauw met geel uniform staat
onder de officier van politie (offi
cieel officier toegevoegd aan de
directeur); het is nu kapitein der
mariniers T.C.W. Michaelis. De
"opzichter" Van Rijn leidt het klei
ne corps onder hem. Zij doet ook
poortwacht en controleert de pas-
seerbiljetten van hen die de werf
overgaan naar de Buitenhaven v.v.
en naar de schepen, die op de werf
liggen w.o. Hr. Ms. "van Speijk"
opleidingsschip voor machineka-
merpersoneel, de z.g. Werfdivisie.
Alleen officieren en adelborsten
hebben geen bewijs nodig (in die
dagen had men nog geen identi
teitsbewijs).
Natuurlijk was er dieverij te
bestrijden; dagdieverij (vooral bij
verspreide afdelingen als Arsenaal
niet zo moeilijk), zowel als gewone
diefstal. Daar gingen allerlei verha
len over, zoals: een werkman had
elke maal, dat hij de werf verliet,
een nieuwe koperen bout in zijn
zilveren tabaksdoos als pijpen-
krabber. Jaren en jaren achtereen
bleef dat onontdekt, totdat hij op
zekere dag de doos verloor en, vrij
dom, deze terughaalde als gevon
den voorwerp bij de politie aan de
poort. Het was daar echter opgeval
len dat de bout zo gloednieuw was.
Een paar dagen later: fouilleren en
wéér een nieuwe bout. Mis was het
nu. (Er wordt altijd wat over het
hoofd gezien: de man was geen
pijproker).
Een ander verhaal is dat van de
pienterlingen, die een steen aan
een driedraads zeilgaren over de
werfgracht wierpen, waar die tus
sen de bomen op de wal kwam te
liggen. Des avond trok men het
touw naar zich toe met de gestolen
goederen aan het einde. Dit werd
ook ontdekt. Laat dit niet de indruk
geven, dat de elders zo bekende
bedrijfsdiefstallen bij de Rijkswerf
omvangrijk waren. Integendeel! De
typische losse havenwerker, of los
werkman, waaronder wellicht min
der gewensten, kende die instelling
niet en de overgrote meerderheid
had al jaren in vaste dienst gewerkt
en heel velen bleven tot hun pen
sioen. Na de laatsten gaan wij de
poort uit de stenen brug over naar
het Nieuwe Kerkplein en de brug
naar de Spoorstraat. Alles loopt,
slechts een enkele fietst er; maar
fietsen op de werf is verboden. De
gewoonte om even bij de tapperij
Luycks aan te gaan is er nu al wat
uit; daar stonden vroeger op de
lange toonbank de volle glaasjes
jenever in gesloten colonne. Een
deur in, de andere uit en de braven
hadden hun apéritief op hun wijze
vóór de niet zo korte tocht naar het
sedert verdwenen Oude Helder,
waar velen toen nog woonden in
lage eengezinswoninkjes met een
plaatsje achter. Alleen de directeur
en de officier van politie hadden
een dienstwoning. De eerste in het
commandantsgebouw aan de bui
tenhaven, de laatste woonde op zijn
schiereiland je op de noordwesthoek
van de werf aan de Hoofdgracht.
Over een bruggetje kon men het
erf bereiken, waarop een laag vier
kant huis met een vrij aardige tuin
er omheen. De bewoner kon recht
streeks op de werf komen om zijn
kantoor bij de werfpoort te berei
ken. Schuin tegenover hem had de
huidige chef-Arsenaal een woning
gevonden op de hoek van de Hout-
steeg-Hoofdgracht; zeer geschikt
gelegen vlakbij het werk. Een voor
Den Helder zeer fraai en groot
huis. Het heette zelfs het "mooiste
huis" van Willemsoord, gebouwd
door de, daar op 20 september
1920 overleden, kapitein ter zee
M. Wijt, die in zijn dagen bekend