Jan van Scorel
volgens op studiereizen naar Oos
tenrijk en Italië (Venetië) stuurden,
bepaalde vóór alles zijn levensrich
ting. Daarna reisde hij naar Jeru
zalem. Toen de Utrechtse bisschop
Adriaen Boeyens tot paus (Adrianus
VI) benoemd werd, benoemde deze
hem tot opzichter van de Belvedere
met de beroemde verzameling
antieke beelden. De tijdgenoot
Karei van Mander bericht dat Van
Scorel in Rome zowel de antieke als
de moderne meesters bestudeerde,
waardoor zijn kunst een uitgespro
ken romantisch karakter kreeg.
In 1524 keerde hij terug naar
Utrecht waar hij vier jaar later
kanunnik van de Mariakerk werd.
Voordien woonde hij ook enige tijd
in Haarlem. Merkwaardig genoeg
besteedt de Winkler Prins (8e druk)
slechts aandacht aan Van Scorel als
schilder (vooral van altaarstukken).6
Terecht schrijft Van Gelder dat "hij
zich ook voor bouwkunst en inpol
dering interesseerde; zijn gehele
optreden doet aan Rubens denken
en treft door veelzijdigheid, die de
naam van Leonardo da Vinei in
herinnering roept. Zijn werk draagt
de sporen van een virtuositeit en
een bezielende ver
beeldingskracht, die
meer bekoort dan ont
roert, meer verbaast
dan aangrijpt (en is)
van een welhaast over
rompelende zeggings
kracht..." 7
Behalve schilder,
architect en bedijker,
was Van Scorel ook
nog uitvinder. Zo
ontwierp hij een bag
germolen en kreeg
hij op 15 oktober
1550 octrooi op een uitvinding van
cement, waarmee hij o.a. voor kust-
verdedigingswerken stenen zodanig
wilde samenkitten, dat deze werken
bestendig zouden zijn tegen de
invloed van zeewater en golfslag:
"werken van dijcagien die incorrup-
tible (ondoordringbaar) zijn sullen
ende eeuwelyck dueren, van steene
ende anders met suleken bytumen ofte
cemente an elx anderen gebonden ende
vereenicht, dat sij niet verganckelyck
zijn en zullen.
Andries Vierlingh schrijft laatdun
kend over een plan van Jan van
Scorel, die van zwaar touwwerk net
ten of matten wilde maken, die aan
eengevoegd op de onderzeese oever
een basis zouden vormen voor een
steenglooiing, welke hij dan met
zijn cement wilde dichtgooien.
Maar was dat idee eigenlijk wel zo
gek?9
Dat een en ander niet tot uitvoering
kwam had enerzijds te maken met
constructiefouten (baggermolen),
anderzijds met scepsis van geld
schieters, maar waarschijnlijk toch
ook doordat Van Scorel in zijn
enthousiasme nog wel eens te snel
wilde en zich te weinig tijd gunde
om rustig te experimenteren.
Hoe het ook zij, Van Scorel heeft de
aanzet gegeven tot de bedijking van
(een deel van) de Kop van Noord-
Holland. Hij heeft ons ook een
schitterende kaart achtergelaten van
ons woongebied anno 1550.
Jan T. Bremer
Noten
1 A. Vierlingh, "Tractaet van Dijckagie"
(uitgegeven door J. Hullu, 's
Gravenhage, 1920).
2 H. Schoorl, "Ballade van Texel" (Den
Burg, 1976).
3 J.T. Bremer, "Wiringherlant",
(Schoorl, 1979), deel I.
4 D.A. Valcooch, "Chronyck van de
Sijpe", (Amsterdam, 1740), 3e druk.
5 J.T. Bremer, "De Zijpe, bedijking
en bewoning tot omstreeks 1800"
(Schoorl, 1985).
6 Winkler Prins Encyclopedie, 8e druk,
deel 20 (1982).
7 JG. Van Gelder/N.F. van Gelder-
Schrijver, "Kunstgeschiedenis der
Nederlanden"(i936), pp.146-182.
8 H. Schoorl, "Ballade van Texel"(i976).
9 A. Vierlingh, 's Gravenhage 1920.
20