Van schutterij tot schietvereniging Bij het doorbladeren van het "Archief van Regenten" van Huis duinen en Den Helder stuitte ik in de stukken over burgerwapening op een "Uijttreksel uijt het Regle ment der schutterij der stadt Alk maar".1 Mijn nieuwsgierigheid was meteen gewekt, want wat wilden de regenten met dit handgeschre ven, matig leesbare en aangepaste uittreksel van een schuttersregle- ment uit de stad Alkmaar. De twee dorpen hebben immers nooit een schutterij gehad? De Hollandse steden, ja, die had den van oudsher een of meer schuttersgilden of schutterijen. Die hadden een eigen doelengebouw met schietbanen en wanden die behangen waren met schutters stukken, de groepsfoto's uit die tijd, waarop de ijdele schutters zich manhaftig en in vol ornaat voor het nageslacht hadden laten vereeuwigen. De befaamde Nacht wacht, de in 1642 door Rembrandt geportretteerde en zo aan de vergetelheid ontrukte schutters- compagnie van kapitein Frans Banning Cock en luitenant Willem van Ruytenburgh, is daarvan wel het meest tot de verbeelding spre kende voorbeeld. De schutterij De oorsprong van de schutterij moet worden gezocht in Vlaande ren en Brabant. Daar was vanaf het einde der i3e eeuw sprake van georganiseerde schutters. In Hol land had iedere stad in i6e eeuw een of meer schuttersgilden. De oudste schuttersbrieven, waarin deze gilden officieel door de stedelijke over heid werden erkend, dateren uit ca. 1390.2 De schutterij was niet alleen een aangenaam en nuttig tijdverdrijf voor de gegoede burge rij, maar had ook mili taire betekenis. Door schietoefeningen en wedstrijden leerden de schutters spelenderwijs omgaan met boog en vuurwapen. In de stad waren ze de best gewa pende en geoefende soldaten. Als poorters (burgers) waren ze ver- Voetvolk uit het begin van de Tachtigjarige Oorlog: vaandrig. antwoordelijk voor het bewaren van de stadsvrede, d.w.z. de handhaving van orde, rust en veiligheid. Dat waren ze verplicht op grond van de poorterseed die hen onderscheidde van de rest van de inwoners, de ingezetenen en vreemdelingen. Bovendien moesten poorters én ingezetenen de landsheer in geval van oorlog militaire bijstand verle nen. Aan deze heervaart kwam een einde omdat de landsheer liever beroepssoldaten (landsknechten) in dienst nam. Die bleven tenminste vechten zolang er soldij werd uitbe taald. De diensttijd van de poorters was beperkt tot maar zes weken. Daarna werd een nieuw contingent opgeroepen. De militaire bijstand van de steden werd dan ook steeds meer van financiële aard.3 De nachtwacht was de meest in het oog springende militaire verplich ting van de schutterij. De schut ters moesten zich om toerbeurt 's avonds rond negen uur voor of in het stadhuis verzamelen. Na het appél werden ze over de verschil lende wachthuizen verdeeld. De nachtwacht was streng geregle menteerd en niet populair. Ze werd ervaren als een inbreuk op het dagelijkse leven en moest worden verricht onder barre omstandighe den. In de wachthuizen ontbrak namelijk elk comfort. De schutters probeerden er vaak met een smoes je onderuit te komen, kochten zich uit, of drukten zich en namen een boete voor lief. 4 De schutterij/burgerwacht In 1572, vier jaar na het uitbreken van de Opstand tegen koning Filips II van Spanje, kozen de schutterij- 10

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2004 | | pagina 12