99 boeten, lijfstraf en 'arbeid in de ket ting'. Oprichting van de 'Amfioen-socië- teit' In 1745 bracht de opiumhandelaar Gustaaf Willem van Imhoff in de Raad van Indië het ontwerp ter tafel van een 'Sociëteyt van den Amp- hioenhandel', een particuliere ven nootschap voor de handel in het heulsap. De VOC zou een dochter maatschappij oprichten, waaraan het opiummonopolie zou worden afgestaan. De Compagnie zou zich alleen blijven belasten met de in koop in Bengalen en het vervoer naar Batavia. Daar zou de 'Am- fioen-Sociëteit' het heulsap verko pen, met een gegarandeerde jaar lijkse minimumafname van 1200 kisten (ongeveer 7400 kilo) tegen de vaste prijs van 450 rijksdaalders per kist ter plekke door de VOC aan haar te leveren. De komst van de sociëteit riep een kunstmatige prijs in het leven. De VOC bedong van haar dochter een winst van 500 a 600 gulden per kist. opiumvrij Indië Verval van de VOC Gedurende de gehele i8e eeuw bleef de Compagnie haar gezag op Java en in de rest van de Archipel uitbreiden. Maar de innerlijke kracht van het grote lichaam brok kelde voortdurend verder af. In de loop der jaren werd de Compagnie door haar eigen personeel voor vele miljoenen bestolen. En de voor naamste dieven waren vaak de hoogstgeplaatsten. Dat Engeland, Frankrijk en China zich in 1750 met de handel in amfioen vanuit Bengalen gingen bemoeien, schiep een ander probleem. Het leidde tot twee 'opiumoorlogen' tussen Ne derland en deze landen. De Indi sche regering deed in 1759 nog een laatste poging om de Nederlandse invloed in Bengalen te vergroten. De VOC stuurde een kleine troe penmacht. Maar haar gewapende handelsschepen werden nabij Cal- cutta in volle vredestijd, zonder waarschuwing, door de moderne Engelse oorlogsschepen stukge schoten. Het verlies van de macht om vrije mededinging op de opium veilingen van Calcutta af te dwin gen, was voor de VOC een slag die door niets kon worden goedge maakt. Het gevolg was, dat ze haar opium elders vandaan moest halen en dat betekende dat de prijs ervan flink steeg. Ook de oorlog tussen Engeland en de Bataafse Republiek in 1795 deed daar geen goed aan. Op 1 januari 1800 veranderden de ambtenaren van de VOC in ambte naren van de Nederlandse Staat. Nu ging het bestuur van de Indi sche Archipel formeel over uit han den van de aandeelhouders in han den van de Bataafse Republiek. In 1802 werd een commissie be noemd die tot doel had de handel in Oost-Indië nieuw leven in te bla zen. In het door haar opgestelde rapport wordt de handel in opium krachtig veroordeeld: een lang zaam Vergif, dat zowel de Zielsver mogens als de Lichaamskrachten ondermijnt, ten laatste de mens tot alle arbeid onbekwaam en aan de redeloze beesten gelijk maakt Maar de Engelse concurrentie woog zwaarder en daarom werd besloten de opiumhandel met de niet onder rechtstreeks Nederlands bestuur staande eilanden vrij te laten. De commissie stelde voor om die han del ook in Malakka vrij te laten. Voorwaarde was echter, dat het heulsap van daaruit niet opnieuw werd uitgevoerdmaar bezittingen van de staat. De invoer in gebieds delen ten oosten van Java werd ver boden. Anti-opiumbond De in 1890 opgerichte Anti-Opium- bond kwam in de publiciteit door het uitgeven van een brochure, "De Opium-Vloek op Java" geschreven door de secretaris-penningmeester Jonkheer mr. W. Elout van Soeter- woude. Doel van de bond was een algeheel verbod op het bezit en ge bruik van opium. Dat deze stelling heel veel tegenwind kreeg van rege ring, opiumtelers en handelaren was te begrijpen. De opiumhandel

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2004 | | pagina 17