ren, waar ik nu over schrijf, werd
een enkele maal een voormalig
stoom-fregat als de 'Koningin
Emma der Nederlanden' of'Van
Speyk'die nu als woonschip wor
den gebruikt, daar gedokt. Die pas
ten veel beter bij het dok en de om
geving, dan de latere pur sang
stoomschepen.
Het waterbeheer, dat praktisch ge
heel verzorgd werd door de sluis-
meester A. Romkes, was niet zo
eenvoudig als ongeduldige com
mandanten wel aannamen. Soms,
bij ongunstig tij en harde wind kon
er weieens geen sprake zijn van
toegang tot, of verlaten van, de
werf; zelfs niet door de kleine
schutsluis. Ook de sluis 'Boerenver
driet' werd onder omstandigheden
van zwaar weer en hoog water ge
sloten gehouden. Ik zal hier niet
verder op ingaan, omdat vandaag
de zaak er nog ongeveer zo bij ligt.
Ik herinner mij hoe, tijdens een no
vemberstorm met nagenoeg
springhoogwater met een flinke ex
tra 'kop', de direkteur, de hoofdin
genieur van de Waterstaat, de chef
arsenaal en de sasmeester in de
nacht samen hebben staan te kleu
men in een striemende regen op de
havendijk nabij de vestiging van het
Loodswezen, klaar om verschillen
de noodmaatregelen te nemen. Het
was n.1. gebleken, dat de kleine
schutsluis wat men noemt 'onder
loops' was, d.w.z. dat het water zijn
weg had gevonden onder het sluis-
lichaam door en nu het gevaar be
stond dat bij zéér hoge buitenwater
druk het hele werk bezwijken zou;
wat een zekere bedreiging voor het
achterland zou opleveren. Tergend
langzaam zette dan na uren de eb
in; de sasmeester met zijn lange er
varing, die dat constateerde, moet
het meer gevoeld dan gezien heb
ben. Einde van het alarm voor de
vrij talrijken in Noord Holland be
noorden het IJ, die voor de meesten
van ons totaal onbekende figuren
zijn en blijven, doch samenwer
kend dag en nacht, jaar-in-jaar-uit
zorgen voor de beheersing van het
water, zowel tijdens het heerlijkste
zomerweer als tijdens de kwaadste
winterstorm.
Het Nieuwediep als getij haven met
dwarsstroom voor de betrekkelijk
nauwe uitgang kon als gezegd door
een groter schip slechts binnenge
lopen worden bij stil water. Een
tijdlang heeft op het Wachtschip
een getij stroomklok gestaan, die
zou van 'buiten' wel af te lezen zijn,
maar praktisch bleef het bij het
oude primitieve gedoe, waarbij het
schip een eigen sloep in de haven
mond posteerde, die per sein deed
weten dat het tij 'af was. Het schip
hees dan de blauwe vlag en eventu
eel het sein voor een sleepboot,
twee Nederlandse vlaggen boven el
kaar.
Elke commandant had zo zijn ei
gen 'merklijn', waarin opgestoomd
werd de haven in.
Het is weieens voorgekomen, dat
de commandanten van pantser
schepen een soort wedstrijd aan-
62