moest. Er was geen tijd meer om
persoonlijke dingen te redden.
De Nieuwedieper A.G.J. de Vries,
liet zich van zijn beste zijde zien.
De Vries, die in Helder meer be
kend was als brievenbesteller, had
dat baantje vaarwel gezegd voor een
beter betaalde baan aan boord van
de 'Willem III', als tweede kelner
en als barbier.
In Nieuwediep stond hij ook al be
kend als iemand die meteen als eer
ste optrad bij rampen en dergelijke.
Hij wist met behulp van ie stuurman
Molenaar, verscheidene kinderen uit
de met rook gevulde hutten te red
den, en begeleidde daarna de vrou
wen en kinderen naar de sloepen.
Het inschepen ging ordelijk. Vrou
wen en kinderen eerst en daarna de
mannelijke passagiers. Het deta
chement troepen bleef aanvankelijk
aan boord.
De eerste sloep onder leiding van ie
stuurman Molenaar ging wat moei
zaam te water. De boot liep name
lijk vol. Totdat iemand op het idee
kwam dat de stoppen er niet in za
ten. Deze stoppen zijn altijd uit de
boten gedraaid, zodat de boten, als
zij in de davits hangen, bij regen
niet vollopen.
Een der passagiers, een jonge, pas
getrouwde Duitser, Pahud ge
naamd ging bovenop het gat liggen,
totdat een matroos het wist te dich
ten. De administrateur Smits hoos
de onderwijl als bezeten de boot
met een emmer leeg.
Ondertussen maakten vooral de
aan boord aanwezige marineofficie
ren zich verdienstelijk door de lei
ding te nemen bij het strijken van
de reddingboten, daar dit door de
onervarenheid van de bemanning
niet erg vlotte. In door enkele pas
sagiers ingezonden brieven aan de
dagbladen werden zij dan ook uit
voerig bedankt voor hun doortas
tende optreden.
De luitenant der mariniers De
Wendt, wist met gevaar voor eigen
leven de kruitkamer open te maken
en het zich daarin bevindende
kruit, behorende tot de koloniale
troepen, te verwijderen.
Blijkbaar was er ook een kanon aan
boord, want volgens bovengenoem
de briefschrijvers wist hij het
kanon, dat onklaar was, door mid
del van een naald, gehaald uit de
salon van de passagiers, weer aan
de praat te krijgen. Het zundgat
was namelijk verstopt.
Met het kanon kon hij enige nood
schoten afgeven, waardoor schepen
op het ongelukkige schip opmerk
zaam werden gemaakt, aldus een
passagier.
De vlammenzee zal in die heldere
nacht echter wel eerder gezien zijn.
De kapitein ter zee Van der Velden
Erdbrink nam het commando over
de barkas op zich. Hiermee ver
voerde hij de aan boord aanwezige
troepen.
Bij zijn pogingen om de passagiers
in de reddingboot te krijgen, viel
barbier De Vries overboord. Maar
die kon gelukkig, als een van de
weinigen, zwemmen en wist, even
als de luitenant Lucardie, die ook te
water was geraakt, weer aan boord
te komen.
Door het goede weer en de kalme
zee hoefden de passagiers niet al te
grote beproevingen te ondergaan.
In de zes boten zaten namelijk erg
weinig mensen die konden roeien,
daar de meeste matrozen zich nog
aan boord van het schip bevonden.
Ondertussen had de Engelse loods-
kotter 'Mary' onder loodsschipper
Coote het in nood verkerende schip
in de gaten gekregen en probeerde
er naar toe te zeilen. Door de flau
we koelte was men echter genood
zaakt met behulp van de twee sloe
pen de kotter al roeiende naar de
'Willem III' te brengen, waar ze
's nachts tegen half twee arriveerde.
Vervolgens pikte de loodskotter 114
personen, uit 4 sloepen op. Hieron
der waren alle 20 vrouwen met hun
12 kinderen en 48 man van de troe
pen.
De vrouwen en kinderen konden in
de kajuit, waar 4 kooien en enige
banken voor hen beschikbaar wa
ren. De anderen bleven aan dek en
kregen zeilen en dekens om zich
warm te houden. Ook kregen zij
brood en boter, dat zij broederlijk
deelden. En dat alles op een schip
niet groter dan 15 meter.
Even daarna was er ook een Franse
schoener gearriveerd, waar de rest
van de boten op aanraden van
loodsschipper Coote, naar toe roei
de. De kapitein hiervan had het
blijkbaar niet op Duitsers, want hij
vroeg eerst: "Êtes vous des Alle-
mands?"
De Ltz. 2 Wesselink, Lucardie,
Tadema en Kempe voeren, nadat de
passagiers op de te hulp gesnelde
schepen waren afgezet, terug naar
de 'Willem III' om de rest van de
bemanningsleden op te halen. Bar
bier De Vries onderscheidde zich
daarbij ook weer, door ondanks zijn
vermoeidheid toch door te blijven
roeien.
Toen enige tijd later het ss. 'Scor-
pion', een veerboot tussen Frank
rijk en Engeland, ter plekke kwam,
nam die de mensen van het Franse
schip over. Even daarna nam zij de
loods van de eveneens aanwezige
loodskotter 'Alarm' over en voer
door naar Portsmouth.
Ondertussen was de Londense
stoomsleepboot 'Cambria', die bij St.
Catherine Point op station lag, aan
gekomen. Deze maakte vast op de
nog steeds brandende 'Willem III'
en sleepte het schip voor Spithead,
nabij Portsmouth, waar het zater
dagmiddag aan de grond werd gezet.
Onder leiding van de haven-admi
raal, Sir James Hope, werd begon
nen met blussen. Hiervoor werden
in de huid van het schip gaten ge
maakt.