(van) een Boeijer, beneffens naast) een ander Schip sinkende, bleef egter al 't volk behouden, die, als zij op een ander schip gebergt waren, daar men haar vraagde waar haar Schip gebleven was, zoo ant woorden zij goddelooslyk, ons schip is voor den Duivel! Foey, ligt- vaardige Guiten, is dit Uw dankbaarheid voor de genade Gods, maar even aan U bewezen!" Texelschade (1660) De i7e eeuwse Amsterdamse kroniekschrijver Tobias van Dom- selaer (1665) spreekt van een Zuid westerstorm in de nacht van zater dag op zondag 18/19 december 1660, die grote schade teweeg bracht aan huizen, kerken en sche pen. In het Y leden vier fluitsche pen ernstige averij; andere schepen liepen aan de grond.5 Dirk Burger van Schoorl geeft aller lei details over de stormschade op de rede van Texel. Van de 155 sche pen die er lagen, werden slechts 38 niet van hun ankers losgeslagen. Zestien of zeventien schepen dre ven zelfs af naar de dijk in de Gelderse hoek even ten noorden van Enkhuizen. De Westfriezen wisten niet hoe ze de ladingen moesten bergen en "stopten de dijk met peperbalen!" Bijna vermakelijk is het verhaal van "een Jongen op zeker schip dat ge- sonken was en (die gedurende) dee- ze Storm in de Hut doorgeslapen hebbende, alzoo het water zoo hoog niet bij hem was, word 's morgens wakker, en opkijkende, ziet de Schipper en veel Maats in de Tou wen gehegt, die de gantsche Storm waren uitgestaan, dog zeer flaauw zijnde, roepen de Jongen; verwon dert zijnde dat hij nog leefde, vragen om Brandewijn. De Jongen brengt haar een fles, waardoor zij wederom kragt kregen: tot Hoorn aanquamen haar handen en vingerts tot 't ge beente door de touwen gesleten." Burger van Schoorl besluit zijn relaas over deze scheepsramp als volgt: "Vele Menschen en een koninkrijks waardij e waarde) aan koopmans schappen is hier vergaan, de St. Ja- cob, Gidion Stoven, Capitein Pater, Marse Veen, Taanman, Take Jansz. en Sint Catryn Sonken enz. De el lende was ongelooflijk groot; Noord- Holland wierde vervult met Wedu wen en Weezen. De koopluiden, in de Plaats dat ze na de Beurs gingen, gingen na 't Hof om een Cessiebriefl in zomma, deeze Texelschade heeft veele Menschen geruïneert." Moer-zee Volgens de Hollandse Mercurius van 1662 leden de Hollandse ste den door een storm die 24 uur aan hield (28 februari) ongelofelijk veel schade en vergingen diverse sche pen. Op de rede van Texel werden 35 van de 53 schepen die er voor anker la gen losgeslagen en vergingen er vijf van de twaalf Bordeauxgangers. Merkwaardig genoeg noemt Dirk Burger van Schoorl deze storm niet, maar gaat hij wel uitvoerig in op een in 1661 opgetreden zoge naamde Moer-zee, die hij óók in 1665 beschrijft: "Den 26. November zag men langs de Zeekust van Texel tot Ter Heide wederom een Moer-zee als eertijds, dat is een opheffing der Zeebaren tot hoog in de lugt, gelijk men 't Roode meer met de Israeliten schildert, alles met een stille lugt, en zonder wind, als een gewis voor teken van Tempeest en onheil. Den 5. December quam alhier in dit gewest zulken vreeslyken Stormwind en hooge Vloedal les met Donder en Blixem ver mengt op de Helder spoelde wel 17 Huizen tot aan de (herberg) de Roode Leeuw toe weg de Dyk op Texel brak door bij 't Schild, zoodat de laagte gansch on der water stond. Het eiland Wierin- gen wierde midden deur gescheurt Windhoos Maar ook nu geen enkele medede ling over een scheepsramp op het Marsdiep in de Chronyke van Me- denblik en al evenmin bij de be ruchte windhoos in 1674, terwijl dit volgens de i7e eeuwse ge schiedschrijver Pieter Valckenier (1638-1712) toch wel het geval was: er werden wel 17 schepen op het droge geworpen, schrijft hij, en an dere gingen te gronde. Dirk Burger van Schoorl begint zijn beschrijving als volgt: "1674. Den eerste Augustus, in den Avonstond, zag men uitter Zee op komen een sware donkere lugt, ver- zelt van vinnige Blixemstralen, door malkander kruislings en Swa re Donderslagen: de 4 winden wai- Koopvaarders op het Marsdiep, met strandhoofd als losplaats, Ludovicus Backhuijzen (1631-1708). 32

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2003 | | pagina 6