Bij de onderzeedienst
Als jonge weduwe met drie kleine
kinderen had mijn overgrootmoe
der grote moeite om elke dag op
nieuw brood op de plank te krijgen.
Het was dan ook niet vreemd, dat
haar oudste als 14-jarige koos voor
een zekere toekomst: een loopbaan
bij de marine.3 Dat was begin april
1900. Hij ging naar de "Kweek
school voor de Zeevaart" te Leiden
en werd geplaatst op Hr.Ms.
"Wachtschip Amsterdam". De jong
ste, Jan (Willem), zou ook beroeps
worden, maar dan bij de landmacht
en is, ergens na 1945, nog enige tijd
voorzitter geweest van één van de
Helderse voetbalclubs (H.R.C.?). De
middelste, Cornelis (Gerardus),
werd "kok ter koopvaardij", hof
meester dus, en stierf- net als zijn
vader - op jonge leeftijd. Hem zul
len we in de loop van dit verhaal nog
tegenkomen
Op 16 februari 1917 werd mijn
grootvader geplaatst bij de onder
zeedienst in Den Helder. Eind
1921, begin 1922 maakte hij met
Hr. Ms. K VI een reis naar Neder-
lands-Indië en werd vervolgens ge
plaatst bij de onderzeedienst te
Soerabaja.
Terug in Nederland maakte hij van
4 augustus tot 30 oktober 1925 ver
schillende proeftochten met Hr.
Ms. K XIII. Deze onderzeeboot was
gebouwd bij de maatschappij
"Fijenoord" te Rotterdam, op 23 de
cember 1924 te water gelaten en
bestemd voor de Nederlands-Indi
sche Marine.4 Het schip had een
waterverplaatsing van ca. 800 ton,
was 66.7 meter lang, "buiten
werks" 6.15 meter breed en had een
diepgang, aan de oppervlakte varen
de, van 3.70 meter. De K XIII werd
op 29 maart 1925 in dienst gesteld.
De bemanning bestond uit 31 kop
pen. De commandant was Ltz. ie kl.
L.G.L. van der Kun, de "chef der
equipage" Adjudant O.O. W.C.
Thijssen, mijn opa.
Met de K XIII de halve wereld rond
De eerste reis van de K XIII naar de
Oost zou veel aandacht trekken. In
de eerste plaats omdat het ging om
de grootste reis ooit van een onge-
convoyeerde onderzeeboot, om een
soloreis dus, zonder begeleiding
van een moederschip. In de tweede
plaats omdat de reis via het Pana
makanaal zou gaan en een weten
schappelijk doel diende. Het betrof
zwaartekrachtsmetingen, ook wel
aangeduid als "slingerproeven".
Met dat doel was in de, toch al krap
pe, K XIII plaats ingeruimd voor
een extra man plus apparatuur. Dat
was Dr. Ir. F. A. Vening Meinesz
met zijn zogenaamde "slingertoe-
stel" - een samenstel van slingers
-, dat werd opgehangen in de cen
trale van de K XIII, tussen beide pe
riscopen. Daarmee moest hij in op
dracht van de "Rijkscommissie
voor graadmeting" zwaartekrachts
metingen gaan doen in de beide
oceanen. Men wist namelijk dat de
zwaartekracht op de aarde niet
overal gelijk is, maar vrij grote af
wijkingen vertoont: ze neemt af
naarmate de afstand tussen een ob
ject en de aantrekkende massa gro
ter wordt en neemt toe naar gelang
de aantrekkende massa groter is.
Wanneer de aarde een zuivere bol
zou zijn met een geheel regelmatig,
in concentrische bolschillen van ge
lijke dichtheid verdeelde massa,
dan zou de zwaartekracht overal
hetzelfde moeten zijn. Elk punt op
de oppervlakte zou dan immers
even ver verwijderd zijn van het
middelpunt. Echter, de aarde is
geen zuivere bol. Door de aswente
ling vertoont hij een afplatting aan
beide polen en is de zwaartekracht
daar dus groter dan aan de equator.
Talloze waarnemingen leken er bo
vendien op te wijzen dat de aarde,
behalve die afplatting aan de polen,
ook in een richting loodrecht daar
op een, zij het geringe, afplatting
vertoonde, wat inhield dat de
equator geen zuivere cirkel zou
zijn, maar een ellips. Dat zou dan
weer consequenties hebben voor de
gangbare opvattingen over de sa
menstelling van de vloeibare kern
van de aarde. Meten op de conti
nenten alleen zou geen afdoend
antwoord geven, omdat juist van
De bemanning van Hr. Ms. K XIII
Tweede rij van links naar rechts: M. S.
Wytema, C. van der Linden, F. A.
Vening Meinesz, L. G. L. van der Kun
(commandant); achter Van der Kun de
chef der equipage Adjudant O. O. W. C.
Thijssen (uit: C. van der Linden en M. S.
Wytema, Met Hr. Ms. K XIII naar
Nederlandsch-Indië. Een onderzeeboot
tocht van meer dan 20.000 zeemijlen
(Amsterdam z.j.)
14