Jeugdherinneringen: mijn opa en de wereldreis van de K XIII Ik herinner me nog als de dag van gisteren dat ik als jochie van een jaar of 13 - het moet 1952 zijn ge weest, of 1953 - in de zomervakan tie, op de fiets en moederziel al leen, van Enkhuizen naar Nieuwe- diep peddelde om te gaan logeren bij mijn opa en oma. Die woonden toen al jarenlang in de Lombok straat, in een huis met een mini- tuintje vóór en een niet veel groter plaatsje aan een steeg achter. Ze staan allebei nog haarscherp op mijn netvlies. Mijn oma was gebo ren in Den Helder, ergens in de Visbuurt, in het gezin van een Zui- derzee(later IJselmeer-jvisser, die zijn heil had gezocht in Den Hel der, maar na verloop van tijd te leurgesteld weerkeerde naar zijn Haringstad. Ze was een mollig "schommeltje" van amper vijf voet hoog, een lieve, hartelijke en altijd redderende vrouw, die mijn opa vreselijk verwende en op al zijn wenken bediende. Dat was hij als oud-marineman nu eenmaal ge wend, zei ze dan! Mijn opa was de zoon en kleinzoon van een stal houder en geboren op de Hoofd gracht. Daar stond de oudste ves tiging van stalhouderij-Thijssen (later kwamen er ook vestigingen in de Nieuwe Brugsteeg en de Spoorstraat). Zijn vader stierf op 32-jarige leeftijd, in het harnas, want op een zomeravond bleef hij plotseling dood op de bok van zijn "vigilante", toen hij op weg zou gaan naar de laatste trein1, blijk baar om een late klant op te pik ken. Dat gebeurde op 14 augustus 1890. Mijn opa, die Willem (Cor- nelis) heette, moest toen nog 5 worden, zijn broertje was net een jaar. De weduwe-Thijssen was op dat moment in verwachting van haar derde kind en moest maar zien hoe ze het redde. Ze heeft nog geprobeerd de stalhouderij in haar eentje voort te zetten, maar moest die poging al snel staken. Ze ging failliet, moest wel failliet gaan werd later in familiekring verteld, omdat de stalknechten misbruik maakten van de situatie. Later dreef ze een winkeltje in kruidenierswaren, voor zover ik weet was dat in de Bas- straat. En dat was armoe troef! Mijn opa was een man met een kaarsrecht postuur. Hij was vrien delijk en altijd goed geluimd, maar duldde beslist geen tegenspraak. Had dat misschien ook te maken met zijn verleden als marineman? Erg spraakzaam was hij niet, noch een geboren verteller. Ik zie hem nog voor me, zittend in zijn arm stoel, aan de huiskamertafel, op pantoffels, mijmerend over vroeger en lurkend aan zijn onafscheidelij ke pijpje. Kortom, een tevreden mens. Af en toe liet hij iets los over zijn tijd bij de marine. Na een paar borreltjes waren dat meestal sterke en "gekruide" verhalen en altijd weer het verhaal van zijn reis naar Indië met de onderzeeboot K XIII. Hij vertelde dan dat hij nog aan het graf had gestaan van zijn jongere broer, die ook zeeman was geweest, maar dan op de grote vaart. Als kind vond ik dat een spannend ver haal, maar ook kippevel trekkend, want wat moest ik me precies voor stellen bij "aan het graf staan van"? Ik vond het maar griezelig. Hoe dan ook, ik zat er telkens weer ademloos naar te luisteren en aan de waarheid twijfelde ik geen mo ment. Er gingen jaren voorbij eer ik me ging afvragen, of alles wel klop te. Ik kon hem zelf jammer genoeg niets meer vragen, want hij was in middels overleden. Alle twijfel werd echter weggenomen, toen ik het verslag van de wereldreis van de K XIII onder ogen kreeg. Het was - vrijwel zeker in 1927 - verschenen in boekvorm en neergeschreven door twee officieren van het schip.2 Hr. Ms. onderzeeboot KXIII r3

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2003 | | pagina 15