"Tukkers" bij de Marine
Een "Tukker" is de bijnaam voor
een geboren Twentenaar, óók de
bijnaam voor een (Twents) vogeltje:
de distelvink of "tukker". In 1918
vervulde mijn schoonvader, fan
Vunderink (links op de foto met
zijn maatje Gerrit), zijn dienst
plicht bij de Koninklijke Marine in
Den Helder. De opkomst was in
Amsterdam op de Marinekazerne
aan het Kattenburg. Zo vertrokken
op een dag in 1918 zes Twentse
jongens onder begeleiding van een
oude politieagent per trein naar
Groot Mokum. Daar aangekomen
werd eerst een café opgezocht om
hun begeleider te trakteren en
zichzelf daarbij niet te vergeten.
Het liep uit op een wat moeilijk af
scheid van het gezellige lokaal én
de agent die wat last had van (foe
zel) tranen. Uitvoerig waarschuwde
hij de a.s. Jannen voor "drank en
wilde wijven" en drukte hen op het
hart hun ouders niet te schande te
maken. Na hun opleiding werden
ze samen overgeplaatst naar Den
Helder, ze spraken toen nog van
"Nieuwediep". Ze kwamen aan
boord van de "Zeven Provinciën"
de kruiser waarop in 1933 de muite
rij plaats vond. In 1951, ik werkte
nog maar kort bij de HSA in Hen
gelo, kreeg ik kennis aan zijn lieve,
enige dochter. Zij was 17, ik 25 jaar.
De ouders schrokken behoorlijk
van het verschil (ouwe jongen?).
Nog geen week later moest ik al op
draven! Toen haar vader hoorde dat
ik uit Den Helder kwam en de na
men kende van nog bestaande
café's uit zijn diensttijd, was het ijs
al snel gebroken. Hij bewaarde aan
die tijd in Den Helder de beste her
inneringen. Vooral het eten aan
boord was ongelofelijk lekker: rot-
mok (uit
leg staat hiernaast), raas
donders met spek enz., gerechten
die onbekend waren in Twente
land. Dan het passagieren met z'n
maat in de stad. Café's-met-mu-
ziek, danstenten en bioscopen,
toen drie! Een extraatje was soms
het "matten" met Engelse matro
zen als die weer eens een weekend
Den Helder aandeden! Met de ver
kering kon 't niet meer stuk en al
helemaal niet meer toen ik de fami
lie uit Hengelo kennis liet maken
met mijn familie in Den Helder en
ik met Jan een rondgang maakte
langs de vanouds bekende lokalen.
Je begint bij het station (Minne-
boo), de stad in en je verbaasde je
(1951!) wat er nog aan oude zaken
uit zijn diensttijd waren. Weliswaar
andere bazen, maar ook die verze
kerden m'n a.s. schoonvader dat de
echte bierkenners én drinkers de
"Tukkers" zijn. De overigen zijn
vaak 'etiketten-drinkers'. Je zou
't kunnen geloven, want in die tijd
waren er nogal wat HSA-monteurs
voor installatiewerkzaamheden op
de Rijkswerf. Toch knaagde het
heimwee soms aan de Twentse
'Jannen'; ze zongen dan: "O, mijn
heerlijk Nieuwediep, 'k wou dat je
vannacht onder water liep", op de
wijze van "Wien, Wien, nur du al-
lein". Later zong hij dat nog wel
eens onder het werk in zijn prachti
ge tuin, ongetwijfeld de begeleiden
de muziek bij zijn nostalgische her
inneringen aan zijn mooie marine-
tijd in Den Helder.
Dick Zeedijk, Goor
De betekenis van het woord
ROTMOK'
'Rotmok' - officieel hachee gehe
ten - is een bijnaam voor een van
de vele voedingsmiddelen voor de
marineman. Men spreekt echter al
tijd van rijst met 'rotmok', doch ook
wel van rijsttafel-belazer. De oor
sprong van deze naam zou aldus
zijn: in 't verleden waren er aan
boord schepelingen, die voor hun
maats cacao, e.d. klaar maakten om
dit tegen een klein bedrag aan de
man te brengen. Aanvankelijk be
perkte dit zich tot thee en cacao,
ook al omdat het gemakkelijk en
vlug klaargemaakt kon worden. Het
moet gebeurd zijn op een van onze
schepen, dat de kok dat 'gezanik' in
z'n kombuis maar matig beviel.
Toen een der schepelingen op het
idee kwam vlees en vetresten met
een gesnipperd uitje in een mok op
het vuur te zetten en te laten 'snur
ken', werd het de kok te bar en
smeet hij die 'rotmok' de kombuis
uit. Natuurlijk 'nam' de matroos
dat niet en het gevolg was, dat er
een stevig robbertje gevochten
werd. Daarbij wist de kreet 'rotmok'
de slagen maar nauwelijks te over
stemmen, zoals wel meer gebeurt
als twee lui elkaar voor 'rotvent' uit
schelden, met alle gevolgen van
dien. De naam 'rotmok' moet er zo
ingeslagen zijn, dat hij behouden
bleef voor gesudderd vlees en vet
met een gesnipperd uitje. Se non
vero....
Aldus Albert Chambon
"Marinetermen"(i946), deel 1.
116