smalle zijstraat waaruit een ossen-
kar komt. In het tweede huis woont
kennelijk een "verver" van linnen
goed, want het uithangbord bestaat
uit drie "banen": zwart, wit, zwart
en in de middelste baan is een
blauwe "schorteldoeck" (schort,
voorschoot) geschilderd. Het huisje
ernaast is een kroeg: bierkan en
worst geven duidelijk aan wat er
binnen te verkrijgen is. Het barstte
van de uithangborden, want de ge
wone man kon niet lezen, dus
moest men op een andere wijze
duidelijk maken wat er te koop was.
De taveerne was bedekt met een
rieten dak, zéér brandgevaarlijk en
daarom in de i6e eeuw verboden.
Achterin de straat is nog juist een
gekanteelde kloostermuur zicht
baar. Behalve kerken waren ook
kloosters in iedere middeleeuwse
stad ruim voorhanden. Helemaal
op de achtergrond tenslotte is een
stadspoort zichtbaar, een verdedig
bare toegang tot de stad in de stads
muur.
De poorten werden dag en nacht bij
toerbuurt door de burgers zelf be
waakt. 's Nachts werden de zware
houten deuren, kwistig met ijzer
werk beslagen, overigens gesloten.
De omwalling van de stad was aan
vankelijk slechts een aardenwal, be
zet met een of meer rijen palissa
den. Vóór de wal lag een gracht.
Ook toen de wal vervangen werd
door een muur bleef de gracht es
sentieel onderdeel van de verdedi
gingswerken.
Alkmaar als middeleeuwse stad
De verlening van het stadsrecht op
n juni 1254 door graaf Willen II
was de bevestiging van een in feite
allang bestaande toestand. Immers
al in de eeuwen ervoor was Alk-
Een afbeelding uit de 18e eeuw zoals de
Torenburg er vermoedelijk moet hebben
uitgezien.
maar een marktplaatsje van regio
nale betekenis. Zeker een eeuw eer
der was er sprake van een tol en
een munt, althans een muntmees
ter, ja al vóór 939, het jaar waarin
graaf Dirk I overleed, was er sprake
van de schenking van twee hoeven
te Allecmere aan het klooster van
Egmond. Alkmaar was ontstaan
aan de rand
van een "geest
rug" ongeveer
ter plaatse van
't Hooge Huys,
waar eens de
Voormeer zijn
oevers had. Al
lecmere ont
stond aan de
oevers van dit
"modderige
meer", op een knooppunt van han
delswegen en in de nabijheid van
het klooster van Egmond waarvoor
het een "overslaghaven" was. Dat
de graaf in 1254 stadsrechten
schonk had alles te maken met zijn
strijd tegen de West-Friezen.
Rooms-koning graaf Willem II wil
de, alvorens zich in Rome tot Duit
se keizer te laten kronen, de West-
Friezen definitief aan zich onder
werpen. Daarbij speelde Alkmaar
en zijn daarbij gelegen kasteel To
renburg een belangrijke rol. De af
loop is bekend, de graaf sneuvelde
bij Hoogwoud (januari 1256) en pas
vele jaren later zou zijn zoon Floris
V erin slagen de West-Friezen te
onderwerpen.
Stadsgebied
Het grondgebied van Alkmaar was
in 1254 overigens maar zeer be
perkt, in feite niet veel meer dan de
Fragment uit de kaart van Drebbel (1597)
waarop de aaneengesloten rij van klooters
ten noorden van de Langestraat goed te
zien is.
Langestraat aan weerszijden met
aan het eind de Mient die aan de
Voormeer grensde. De begrenzing
was de Oudesloot resp. Nieuwe
Sloot aan de ene, de Laat aan de an
dere zijde. Ook het gebied rondom
de Grote kerk (1470) op de rand van
de geest was al wel sedert de ne
eeuw bewoond. Een voorganger
van de kerk werd in 1164 door de
109