66
vertrok, werd hij, zonder daartoe
opgeleid te zijn, tijdelijk aangesteld
om de catechisatielessen te geven.
Na de benoeming van een nieuwe
(gediplomeerde) godsdienstonder
wijzer, kwamen de problemen. 'En
hoewel ik sedert jaren een gewaar
deerd medewerker was werd ik
toen, zoowel bij bestuurders als bij
leden, een zwartgallig rebelmaker.'
Het einde van het verhaal was dan
ook dat 'de toegang tot het Evange
lisatielokaal hem werd ontzegd.'
Het vervolg laat zich raden: Corne-
lis Breet ging zijn eigen weg en be
gon een eigen Zondagsschool en
Evangelisatie.
Toen Breet met het bestuur van de
Evangelisatie in de Palmstraat ge
broken had en een eigen Zondags
school wilde beginnen, had hij één
groot probleem: waar? Het eerste
kerstfeest vierde hij op de zolder
van zijn bakkerij in de Vijzelstraat.
Meel en graan werden in de bakke
rij gestouwd, de hanenbalken van
de zolder werden omwonden met
vlaggendoek, het dakbeschot betim
merd met dennengroen, een kerst
boom er in en een aantal zelf ge
timmerde zitbanken. Klaar was
Kees. Maar het kon eigenlijk niet:
veel te gevaarlijk! Nee, een eigen
(houten) lokaal zou beter zijn. 'Dit
kon op een hoekje grond achter
mijn woning worden gebouwd, en
de brandsteeg kon daarheen toe
gang verleenen.' Al gauw kon hij
een partijtje hout kopen, maar hij
had ondanks enkele giften niet ge
noeg geld. Wat nu?
'Ik smeekte: Ach Heer, geef nu uit
komst, en de uitkomst liet zich niet
wachten. Neen, ze was al reeds ge
komen, doch hoe? Een koopman in
meel, had er bij mij op aangedron
gen een meelsoort te koopen, die
niet tot den gewonen handel be
hoorde. Het was het zoogenaamde
witte grind, overschot uit een ver-
micellifabriek. 't Kostte weinig
geld. 't Was zonder belasting en
van uitstekende bakaard en tal van
aanbevelingen meer. Ik wilde er
eerst niets van hooren. Doch de
koopman zeide, het valt zelden
voor, en ik wil daar niet overal
mede venten; u weet nogal voor al
les raad, probeer het eens! Tenslot
te liet ik mij bepraten, en een proef-
baal van 100 kg kwam op den zol
der. 't Geleek wel wat op de koren-
zakken, van vader Jacobs zonen. Ik
deed den zak niet aanstonds open
en vond daarom niets. Ook was er
geen geld in. En toch al de kosten
van het lokaal kwamen er uit te
voorschijn. Wij telden de zevende
maand des jaars; 't was warm, en
de zakken met meel moesten wor
den gekeerd, ook deze 'vreemde
ling' kwam aan de beurt, en 't ver
baasde mij zeer, toen ik tot de ont
dekking kwam, dat het meel in dien
zak zou gaan broeien! - Dat is op
weg om te bederven, zeide ik en nu
heb ik te kiezen, een van twee, on
verwijld verwerken of schade lijden.
Natuurlijk werd het eerste gekozen.
Waarlijk, de koopman had gelijk.
Het meel bezat goed eigenschap
pen en met zware winstberekening,
kon een groot en flink brood voor
weinig geld worden aangeboden.
Zóó gretig als dit brood bij hon
derdtallen per dag werd wegge
haald, hebben wij 't nooit meer be
leefd. Duizend, na duizend kilo's
werden verwerkt, een flinke som
gelds werd daarmede verdiend, en
't lokaal kon bij oplevering tot op
de cent betaald worden
Wel heel fraai is vervolgens nog de
opmerking van Breet dat toen 't lo
kaal gereed en ook betaald was,
eveneens het meel op was! En,
schrijft hij, "nooit heb ik dit meel,
trots (ondanks) alle aangewende
pogingen(!) weder kunnen beko
men.'
De opening vond plaats op 24 okto
ber 1869. Behalve Zondagsschool
hield Breet ook samenkomsten voor
volwassenen. 'Honderden, zo niet
duizenden hebben in de loop der ja
ren mijne prediking gehoord. Som
migen hadden genoeg bij de eerste
maal. Anderen hielden langer vol,
doch 't was bij de meesten: deze
rede is hard, wie kan dezelve hoor
en. Toch waren er enkelen, die zich
blijvend om mij heen schaarden en
wilden belijden: wij hooren van U de
woorden des Eeuwigen levens.'
Hoerenmadam
'Ook had ik een hoorderes, die door
niemand werd gezien. Een jonge
vrouw, 'een lichte meid' bij onze
buren in het bordeel wist eiken
Donderdagavond hare intrek te ne
men op zekere plaats staande recht
tegenover de deur van ons lokaal en
slechts daarvan gescheiden door
een straatje van anderhalve meter.
Zij hoorde al naar haar dat moge
lijk was, de prediking van het
Woord de Heeren; tollenaars en
hoeren gaan de vrome farizeeërs
voor. Welk een ongelukkige! Wat
bitter lijden!'
Toen het meisje na verloop van tijd
de moed had Breet op te zoeken in
zijn bakkerswinkel, stelde hij voor
'hare opname te verzoeken in de
Heldringstichtingen te Zetten.' En
zo geschiedde. Maria G. ging "uit
het leven". Menige brief, aldus
Breet, die ik later van haar ontving
'getuigt van werkelijke boetvaardig
heid'. Maar de hoerenmadam was
er uiteraard niet gelukkig mee. 'En
met groote oogen en brutalen
mond schreeuwt ze me toe: wil je al
mijn meiden hebben?'
Sterfhuis
'Niet langen tijd daarna vernamen
wij: De vrouw hiernaast is ernstig
ziek. En ik vervrij moedigde mij zei
ven om, oogenschijnlijk uit buur
schap, haar te bezoeken, doch na
tuurlijk met het doel, haar van Je
zus te spreken, die zondaren redt.
Zelfs nog ter elfder ure! - Helaas,
het was hier te laat! Wel beproefde
ik enkele Schriftwoorden, omtrent
Gods genade, haar in 't oor te flui
steren, doch alle vermogens waren
reeds geweken, en weldra blies
deze vrouw den laatsten adem uit.
Daar zijn twee dagen voorbijge-