Den Helder in dienst van de VOC
-v
F'tT'h*
Dit jaar wordt in Nederland her
dacht dat vierhonderd jaar gele
den de Verenigde Oost-Indische
Compagnie werd opgericht. Rond
de compagnie hangt nog steeds
de roem van de rijke retourladin
gen waarmee goudgeld werd ver
diend, hoewel slechts één op de
drie VOC-schepen de thuishaven
bereikte. Terwijl de gedachte aan
een Indië-ganger het beeld
oproept van rijkdom en een inge
richt huis, met kunstig gesneden
meubilair van tropisch hout en
ivoor, een schitterend servies van
Chinees porselein en een meege
nomen tropische vogel. Rijkdom
was er wel, maar niet voor ieder
een, zoals Arthur van Schendel
beschreef in zijn boek "Jan Com
pagnie": 'Met een lading voor de
Compagnie, op tien ton gouds
geschat, voer het schip naar
Nederland, daarbij een overschot
van dienaren die allen meer dan
twintig jaar gediend hadden, enke
len maar van de honderden die
vertrokken en verkozen waren
voor den terugkeer, en het mee-
rendeel van deze de hogen en de
hoogsten. Wat het schuim der
natie genoemd werd, uitgevaren
om het werk van geweld te doen,
lag ginds gesneuveld, in verwaar
lozing of onverschilligheid gestor
ven, en wat er na zoveel tijd nog
van leefde vond zijn karig onder
houd van de weldadigheid van
Indië, wat rijst, wat vis en warmte
om niet. Soldaten keerden niet
terug, duizenden lagen er al in de
aarde'.
Overlijden tijdens het dienstver
band kwam schrikbarend veel voor.
Doodsoorzaken waren het op de
rotsen lopen en strandingen van de
schepen, storm, scheurbuik, infec
tieziekten, malaria, verontreinigd
voedsel en water, oorlog en pirate
rij. De omstandigheden aan boord
waren erbarmelijk; ziekten grepen
gemakkelijk om zich heen, omdat
men met honderden mensen
onder gebrekkige omstandigheden
in een betrekkelijk kleine ruimte
zat. Een i8e-eeuws VOC-schip van
ongeveer 45 meter had een beman
ning van gemiddeld 300 man,
waarvan een derde soldaten. Veel
plaats werd ingenomen door de
lading. Alleen kapitein en officie
ren beschikten over eigen hutten,
het lagere scheepsvolk moest
ergens op de dekken een slaap
plaats zien te bemachtigen. Het
water was een bron van ziekte,
schepen bleven maanden onder
weg zonder verversingsplaatsen
aan te doen. De bemanning pro
beerde de kwaliteit op peil te hou
den door het water steeds in ande
re reservoirs over te pompen, er
een gloeiend stuk ijzer in te dom
pelen, of met limoensap te ver
mengen.
Na een verschrikkelijke zeereis
kwam het verblijf in een land met
tropische hitte en veel onbekende
ziekten. Van hygiëne had men
geen begrip. De Indië-gangers
dronken uit de rivier die tevens tot
riool diende, bouwden, net als in
het vaderland, grachtenhuizen, al
krioelde het bij het water van de
malariamuggen en gingen gekleed
in te dikke en zware Hollandse kle
ding. De sterfte was er dan ook
enorm. Toch slaagde de VOC er
telkens in aan voldoende personeel
te komen. Er waren tijden dat de
compagnie circa 12.000 man in
dienst had en 150 schepen in de
vaart. De VOC profiteerde van het
feit, dat er altijd wel omdernemen-
de jongens en mannen waren die
het avontuur zochten en bovendien
tot hoge posten konden opklim
men. De compagnie was in de 17e
en 18e eeuw 's werelds grootste
handelsonderneming, in onze tijd
te vergelijken met een multination
al. Door onvoldoende herinveste
ring, corruptie in eigen gelederen,
concurrentie van buitenlanders,
hoge kosten van gezagshandhaving
en tenslotte het verlies aan schepen
en ladingen in de Vierde Engelse
Oorlog (1780-1784) kwam er in
1795 een einde aan het puur Hol
landse koopmansbedrijf. Het zou
meer dan vijftig jaar duren, voordat
ons land zich in de wereld op han
del en scheepvaartgebied enigszins
had hersteld.
Op de rede van Den Helder
Ondanks dat Den Helder geen
koopvaardershaven bezat was het
toenmalige dorp voor de Verenig
de Oost-Indische Compagnie bijna
tweehonderd jaar van groot belang.
Vanaf de kust vervoerden kleine
schuiten goederen en proviand
naar de machtige Oostindiëvaar-
ders in het Marsdiep. De schepen
lagen op de Koopvaardersrede ten