Schuldbekentenis uit ijzo van een VOC-soldaat die zal uitvaren met de Oostindië-
vaarder de Haringtuin. Van dit type schuldbekentenis zijn er vele duizenden opge
maakt. Zij deden vooral dienst als betaling aan ronselaars. (Algemeen Rijksarchief,
Archief van de Verenigde Oostindische Compagnie, inventarisnummer 14686)]
234
ICk ondcrgcfz. f)
ftaande jcgenwoordig op myn vertrijjtönïme voor
f/'- tC varen na d'Ooft-Indiën met het Schip
T-fjy?.s? bekenne mits defeii
dcugdclijek fcbuldjg'Te wcfen aan de e
de fommc van atZ&e-
voor de waarde van dienby my vaarden felsen geno
ten en ontfangen vcrfoeke over fulks dac d'E. Hecren Bcwint-
hebberen dc voornoemde
of thoonder defes gelieven te voldoen uyt myneEerfte te verdienen
Gagie, te weten foo wanneer de Scheeps Boeken, myne Reecke-
ninge, of andere genoegfame befcheyden overgekomen lullen zyn
en daar by blykc dat ikopmyn verdiende Gagie foo veel te goede
h'ebbe, fullende't felve haarEd r voor goede betalinge verftrekken,
t'Oirkonde defen getekent ten Compcqingvan dc Ooft-Indilche
Compagnie tot Enchuyfen
/zzc'J
md*d£L--.
y?zs- Q- - -
Mb1-v
menthouders die tevens optraden
als arbeidsbemiddelaar. Zij vingen
werkloze vreemdelingen op, voor
zagen hen op krediet van voeding
en drank, en zorgden vervolgens
dat hun gasten ergens aanmonster
den. Na aanmonstering verstrekten
zij hun gasten ook nog een (sum
miere) scheepsuitrusting. De loge-
mentsgasten betaalden hun ronse
laars met de bij aanmonstering
ontvangen handgage (een voor
schot, meestal ter grootte van twee
maandgages) plus een schuldbe
kentenis. Het op deze obligatie ver
melde bedrag kon pas bij de desbe
treffende werkgever worden geïn
casseerd als de geronselde zeeman
voldoende op zijn rekening had
staan. Het waren niet de gasten
zelf doch hun logementhouder
annex ronselaar die bepaalde waar
en wanneer werd aangemonsterd.
Veel keuze was er echter niet.
Alleen de VOC en de marine
waren geïnteresseerd. Bij de ande
re eerdergenoemde scheepvaarttak-
ken had de zielverkoper weinig te
zoeken.
De geronselde schepelingen van de
zeemacht en de compagnie deden
niet voor elkaar onder. Zij kwamen
uit overeenkomstige gebieden in
Nederland en het buitenland en
waren derhalve uit
hetzelfde hout gesneden. Dat gold
overigens ook, maar dan in letter
lijke zin, voor de schepen waarmee
zij uitvoeren. Hoewel de VOC in
Azië over tropische houtsoorten
kon beschikken, bleef zij net als de
marine haar schepen uitsluitend in
Nederland bouwen met het ver
trouwde uit Scandinavië en het
Baltische gebied afkomstige
(eiken)hout. Zo bleven de marine
en VOC ook eeuwenlang via de
moedernegotie met elkaar verbon
den en droegen op die wijze even
eens gezamenlijk bij aan de wel
vaart in Nederland. Een grenzeloze
drang tot handeldrijven in combi
natie met een geduchte staande
oorlogsvloot maakte van de Repu
bliek der Verenigde Nederlanden
niet alleen een welvarende natie
maar ook een invloedrijke zeeva
rende mogendheid met een groot
imperium. Een waarlijk memora
bele prestatie die anno 2002 nog
steeds wereldwijd tot de verbeel
ding spreekt.
Dit artikel is overgenomen uit het
'Marineblad' van maart 2002.
Geraadpleegde literatuur
Alphen, M.A. van 'The Female Side of
Dutch Shipping: Financial Bonds of
Seamen Ashore in the 17Ü1 and
i8th Centuries', in: J.R. Bmijn en
W.F.J. Mörzer Bruyns (eds.), Anglo-
Dutch Mercantile Marine Relations
1700-1850 (Amsterdam/Leiden
1991) 125-132.
Alphen, M.A. van, 'Ronselaars voor de
VOC in Enkhuizen omstreeks
1710', Steevast. Jaaruitgave van de
Vereniging Oud Enkhuizen (Enk-
27
ifl
d