plaats van deze heffing een jaarlijk se afkoopsom. Ook de compagnie maakte veelvuldig en structureel gebruik van de door de zeemacht beschikbaar gestelde konvooiers. Deze vingen de uit Azië afkomsti ge retourschepen op bij de ingang liefst ruim tweemaal zoveel retour schepen door kaapvaart. Van de eens zo slagvaardige VOC en machtige Nederlandse zeemacht was aan het einde van de achttien de eeuw nog maar weinig over. ven, schepen, magazijnen en per soneel en werden ook elk geleid door een eigen college van admira liteitsheren. Afgevaardigden uit de vijf admiraliteitscolleges kwamen regelmatig bijeen in Den Haag voor het opstellen van het centrale Het door de Heren XVII te hulp geroepen landseskader onder kapitein-ter-zee Pieter van Braam bestookt de Boeginezen bij Toeloe Ketapang op 18 juni 1784 ter ondersteuning van een daar ingezette landing. Door deze succesvolle landing werd het belegerde VOC- bolwerk Malakka ontzet. (Schilderij door E. Hoogerheyden uit 1800, Nederlands Scheepvaartmuseum, Amsterdam)]. van het Kanaal of al op de Atlanti sche Oceaan en begeleiden ze van daar naar de Nederlandse thuisha vens. In oorlogstijd voeren de VOC-retourvloten niet door het dan zeer onveilige Kanaal maar boven Ierland en Schotland langs. Zelfs dan bleek bescherming door marineschepen geen overbodige luxe. Zo werd bijvoorbeeld op 12 augustus 1665, tijdens de Tweede Engelse Oorlog, een grote Neder landse Oost-Indische retourvloot die bovenlangs was gevaren, bijna alsnog het slachtoffer van patrouil lerende Engelse oorlogsschepen. De belaagde koopvaarders wisten zich te verschansen in een fjord bij de Noorse havenplaats Bergen waar ze konden worden ontzet door een Nederlandse oorlogsvloot. Mede dankzij het konvooieren door Nederlandse marineschepen wer den er tijdens de zeventiende eeuw slechts negen Oostindiëvaarders op weg naar patria gekaapt. Geduren de de laatste twee decennia van haar bestaan verloor de VOC maar Nauwe verwantschap en sterke overeenkomsten De relatie tussen VOC en marine werd niet uitsluitend gekenmerkt door wederzijdse hulpverlening. Tussen deze twee scheepvaarttak- ken bestonden meer overeenkom sten en nauwe banden. Beide instellingen kenden eenzelfde gedecentraliseerde organisatie structuur. Zowel de VOC als de marine waren opgebouwd uit een aantal kleinere zelfstandige eenhe den. De zeemacht bestond vanaf 1597 tot 1795 uit een vijftal naast elkaar opererende admiraliteiten. Deze waren gevestigd in Amster dam, Rotterdam, Middelburg, Hoorn/Enkhuizen en Dokkum, later Harlingen. Al deze vijf 'mari nes' bezaten eigen kantoren, wer- marinebeleid. De VOC kende even eens vanaf haar oprichting in 1602 zo'n vaste organieke vorm. De compagnie was in wezen een cong lomeraat van een zestal "werkmaat schappijen", zogenaamde Kamers. Deze waren met uitzondering van de Kamer Delft gevestigd in die Hollandse en Zeeuwse havenste den waar ook al een admiraliteit zat. De gebouwen en werven van beide instellingen bevonden zich doorgaans in eikaars nabijheid. Soms bezat men zelfs een gemeen schappelijke muur, zoals lange tijd het geval was bij de touwslagerijen van de VOC en marine in Amster dam. Uit de leiding van de ver schillende Kamers kwam de hoofd directie voort, de al eerder genoem de Heren XVII. De centrale mari neleiding en die van de VOC 25

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2002 | | pagina 25