zouden onderdoen. Onder druk van de raadpensionaris en de slechte oorlogsresultaten werden in 1653 enige kostbare scheepsbouw- programma's gestart waardoor de Republiek op korte termijn de beschikking kreeg over een zestig tal imposante oorlogsschepen. In tegenstelling tot voorheen mocht de zeemacht deze vaartuigen na afloop van de oorlog niet meer ver kopen. Daarmee was de geboorte van de permanente Nederlandse oorlogsvloot een feit. Van materiële hulp naar financiële bijstand De introductie van een staande oorlogsvloot was een belangrijke stap op weg naar professionalise ring van de zeemacht. Het bete kende echter niet dat Mars en Mer- curius meteen geheel van elkaar waren vervreemd. Integendeel, tij dens de Tweede Engelse Oorlog (1665-1667) waarin de staande oor logsvloot onder leiding van de bekende vice-admiraal Michiel de Ruyter indrukwekkende overwin ningen boekte, streden er aan Nederlandse zijde meer Oostindië- vaarders mee dan ooit te voren. De dagen van de compagnie als leve rancier van tijdelijke oorlogssche pen waren echter geteld. Bewapen de koopvaarders bleken bij de oor logvoering ter zee geen volwaardi ge strijdkrachten meer te zijn. Van de tientallen ingezette Oostindië- vaarders gingen er aan het begin van de oorlog dan ook al verschei dene verloren. Het verlies was der mate groot dat de VOC de bakens spoedig moest verzetten: materiële hulp werd financiële steun. Vanaf februari 1666 stelde de compagnie in tien maandelijkse termijnen in totaal een bedrag van 1.200.000,-, of te wel 544.536,00, beschikbaar voor de strijd ter zee. Ook tijdens de Derde Engelse Oorlog (1672-1674) kwam de compagnie de overheid finan cieel tegemoet, ditmaal in de vorm van een lening van twee miljoen gulden/ruim 900.000 euro. De nieuwe opzet bood grote voorde len. De marine kon dankzij de door de VOC verstrekte pecunia meer 'echte' oorlogsschepen uit rusten, terwijl de compagnie al haar schepen kon blijven gebrui ken voor de eigen veel lucratievere handelsvaart in en op Azië. Aan het einde van de zeventiende eeuw was de Republiek al over haar hoogtepunt heen. In de acht tiende eeuw zou Groot-Brittannië de dienst gaan uitmaken op zee. De Republiek raakte nu veel min der vaak betrokken bij internatio nale conflicten, waardoor hulp van de VOC, in welke vorm dan ook, veelal achterwege kon blijven. Verval Pas aan het einde van de achttien de eeuw bestreden de twee grote Europese rivalen van weleer, Groot-Brittannië en de Republiek, elkaar opnieuw in een grote zee oorlog. Tijdens deze Vierde Engel se Oorlog (1780-1784) waarin de Britse vloot oppermachtig was, ble ken ook de machtsverhoudingen tussen de VOC en de Nederlandse marine veranderd. De compagnie was in de achttiende eeuw welis waar enorm gegroeid, bezat meer factorijen, schepen en personeels leden dan voorheen, maar de bedrijfsresultaten staken daar schril bij af. De zo succesvolle VOC uit de zeventiende eeuw was in de achttiende eeuw een verlies lijdende onderneming geworden. Belangrijke oorzaken daarvoor waren de toenemende concurrentie van de Britten en de stagnerende personeelsvoorziening bij de com pagnie. De VOC kon niet meer vol doende mensen krijgen om de enorme sterfte onder haar perso neel op te vangen. De malaria in Azië en de vlektyfus aan boord van de schepen eisten een te hoge tol. De zeemacht in Aziatische wateren Ten tijde van de Vierde Engelse Oorlog was de VOC al enige decen nia aan het sukkelen en inmiddels zo verzwakt geraakt dat van steun aan de Nederlandse oorlogsvloot in Europese wateren geen sprake meer kon zijn. Sterker nog, de rol len waren juist omgedraaid. De marine werd nu door de Heren XVII te hulp geroepen in Azië orde op zaken te stellen. In 1783 werd een VOC-vloot op smadelijke wijze door de inheemse bevolking, de Boeginezen, verjaagd uit Riau. De Boeginezen bestookten vervolgens onophoudelijk het belangrijke VOC-steunpunt Malalcka. Het pre stige en gezag van de VOC konden slechts worden hersteld door de tussenkomst van een landseskader. Na een succesvolle landing op 18 juni 1784 wist dit eskader onder leiding van kapitein Jacob Pieter van Braam het belegerde Malalcka te ontzetten. Een beslissende zee slag bij Riau leidde vervolgens tot de volledige capitulatie van de Boeginezen. Na deze primeur, er hadden nooit eerder Nederlandse marineschepen in Aziatische wate ren geopereerd, volgden nog enige uitzendingen van hulpeskaders. Het was slechts uitstel van execu tie. De compagnie ging inmiddels gebukt onder een enorme schul denlast. Uiteindelijk werd de VOC in 1796 genationaliseerd en drie jaar later opgeheven. De Vierde Engelse Oorlog betekende voor het bedrijf al de nekslag. De Britten wisten toen vele rijk beladen VOC- schepen op weg naar het vaderland te onderscheppen en op te bren gen. De Nederlandse marine was niet bij machte om dit te voorko men. Dat was in het verleden wel anders geweest. Handelsbescherming in Europese wateren Protectie van de eigen handelsvloot was, alle heroïsche zeeslagen onder Tromp en De Ruyter ten spijt, de kern van het marinebeleid. Deze dienstverlening werd betaald uit de zogeheten convooien en licenten, een heffing op de in- en uitvoer van goederen. De VOC betaalde in 24

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2002 | | pagina 24