vocaat van Holland, Johan van Oldebarnevelt) de kooplieden te bewegen tot samenwerking. De bemiddelingspogingen hadden succes. Op 20 maart 1602 werd de Verenigde Oost-Indische Compag nie opgericht. Alle gevestigde of in oprichting zijnde voorcompag nieën gingen in deze compagnie samen. Uit de directies van de voorcom pagnieën werd de nieuwe leiding gevende top geformeerd, de zoge heten Heren XVII. De VOC bleek weldra een machtige en succesvolle onderneming te zijn. Niet alleen dankzij de hechte basis in Neder land, een vast aandelenkapitaal van meer dan zes miljoen gulden en, al meteen vanaf de start, een mono poliepositie, maar ook door het kunnen uitoefenen van soevereine rechten in Azië. De VOC mocht een eigen leger en vloot hebben en zonder toestemming vooraf van de centrale overheid in Nederland oor logen voeren en vredes- en andere verdragen sluiten. Deze door de Staten-Generaal aan de VOC over gedragen soevereine rechten maak ten de compagnie letterlijk en figuurlijk tot een slagvaardig bedrijf en ook tot een Staat binnen de Staat. De Nederlandse zeemacht kon zich, als wapen in de handen van de over heid, op Euro pa blijven con centreren. In Azië regelde een particulier bedrijf, de VOC, de zaken immers zelf met behulp van eigen zwaar bewapende schepen. Toch was hier geen sprake van twee geschei den werelden. Integendeel, beide scheepvaarttakken hadden juist veel gemeen en deden geregeld een beroep op elkaar. De Opstand Over de geschiedenis van de VOC zijn inmiddels vele boeken en arti kelen verschenen. Vooral sinds de jaren tachtig van de twintigste eeuw, toen door het nabouwen van Oostindiëvaarders zoals de Prins Willem te Makkum, de Amsterdam te 'Mokum'en de Batavia te Lely stad, de compagnie veel publiciteit kreeg en een populair (onder zoeksthema werd. Toch bleven ook tijdens deze hausse sommige aspecten onderbelicht, zoals de relatie met de toenmalige marine. Op 21 juni 1946 sprak dr. T.H. Milo, luitenant-ter-zee b.d., bij zijn aanvaarding van het ambt van hoogleraar in de geschiedenis van de overzeese gebiedsdelen en het zeewezen aan de Rijksuniversiteit te Leiden een rede uit onder de titel 'De invloed van de zeemacht op de geschiedenis van de VOC'. Met 'de zeemacht' bedoelde hij echter niet de zogeheten Staatse vloot oftewel de Nederlandse mari ne, doch het zwaar bewapende scheepspark van de VOC zelf. De grotere handelsvaartuigen van dit bedrijf deden namelijk nauwelijks onder voor oorlogsbodems, en wer den niet alleen binnen maar ook buiten het octrooigebied als zoda nig ingezet. In oorlogstijd deden de Staten-Generaal steevast een beroep op de VOC om de Neder landse marine met schepen of financiële middelen bij te staan. Eerst in de strijd tegen de Span jaarden en later tegen de Engelen en Fransen. Zo maakten Oostin diëvaarders deel uit van de vloot van vice-admiraal Maerten Har- pertszoon Tromp, die in 1639 voor de kust bij Duins een enorme Spaanse scheepsmacht overwon. De vernietiging van deze Spaanse Armada van grote galjoenen door een Nederlandse oorlogsvloot van veel kleinere marinevaartuigen en ingehuurde koopvaardijschepen sprak zeer tot de verbeelding. Over al in het land werden vreugdevu ren aangelegd. In Den Haag ging men nog een stapje verder. Daar De vestigingsplaatsen van de VOC in haar octrooigebied (Instituut voor Maritieme Historie)] 22

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2002 | | pagina 22