Bemanning van boord In een aanvullend verslag van 20 september gaf Coren van der Mie den nadere bijzonderheden, 's Nachts waren op bevel van twee bewindhebbers van de Oost-Indi sche Compagnie, die in Den Hel der de thuiskomst van de vloot hadden afgewacht, Helderse lich- terschepen uitgevaren om de bemanning van boord te halen en zoveel mogelijk goederen over te nemen. Een van de lichters was door een felle windstoot bijna tegen de "Horstendaal" geslagen, waarbij zijn boegspriet verloren dreigde te gaan. Door snel zijn ankertouwen te kappen had de schipper zijn schuit kunnen red den. Coren van der Mieden achtte het niet raadzaam het overladen te verbieden. Want hoewel de "Hor stendaal" op het Oger strand zat en volgens strandrecht beslag op de goederen gelegd kon worden, om bij verkoop eenderde aan de eige naar, eenderde aan de bergers en eenderde aan de overheid (in dit geval de heren van Callantsoog) uit te keren, had men hier niet met een particulier koopman, maar met de Compagnie te maken. Er zou weinig anders opzitten dan rustig af te wachten wat de zee nog op het strand zou werpen, 'wat de for- tuyn geeft'. Hij verwachtte dat het ontladen met lichters niet zou luk ken en dat het schip zou breken. Het zou van de wind afhangen waar het meeste goed zou stran den, ofwel aan de Oger, ofwel aan de Huisduiner zijde van het Buise- gat. Het schip zat in zo'n 'diepe sellingh', een door de zee rond het schip uitgespoelde kom, 'dat het daar nooyt uytkomen sal dan door de verwoesting van de zee alleen'. Daarover schreef de Haerlemse krant eveneens op 25 september: 'De Horstendaal is nog in goede staat, maar heeft wel zeven voet water in' en op 29 september: 'is heel lek en moet sterk pompen om het schip lens te houden'. Toen de storm ging liggen leek er een mogelijkheid om het schip na ont laden weer in zee te brengen. Een aannemer dacht kans te zien een geul door de banken te graven. Dat gerucht drong ook door naar Den Haag, waar Jan de Veer, één van de heren van Callantsoog, aan zijn Haarlemse confrater Mattheus Wil lem van Valkenburg schreef in Delft gehoord te hebben, dat de "Horstendaal" al vlotgeraalct en binnengesleept was. Dat gerucht was voorbarig, maar wel maakte een oostenwind het mogelijk de lading over het strand uit het schip te halen. Een kranten bericht van 2 oktober luidde: 'Men vaart voort met het losschen van 't Oostindies schip Horstendaal totdat alles ontladen is.' En op 9 oktober: 'den 'Horsten daal' is ten eenemaal ontladen. Men is bezig het schip van strand in zee te brengen en legt reeds vlot, moetende noch over een droge bank heen 't zeewaarts.' De Haerlemse Courant nam 18 okto ber een bericht van zijn Amster damse correspondent van 17 okto ber op, dat het werk van de bergers mislukt en de "Horstendaal" geheel aan stukken en brokken geslagen was, en 'legt op strand'. Strijd om de wrakstukken van de "Horstendaal" Nadat de storm de "Horstendaal" verbrijzeld had, schreef Jacob Coren van der Mieden op 20 okto ber aan zijn medeheren, dat het schip 'aan de gruyselementen' was en de grote wrakstukken bezuiden het Buisegat op het strand lagen. Jan de Veer was volgens een brief van 28 oktober aan Van Valken burg van mening, dat de heren onmiddellijk beslag daarop moes ten leggen, om te voorkomen 'dat de Helderse in ons gesigt de goe deren souden weghalen'. Een week later, op 4 november, besloten de heren van Callantsoog de wrakken te laten slopen, op voorwaarde dat het ijzerwerk aan hen zou worden afgeleverd en met de geborgen takelage opgeslagen zou worden in de boerderij "Kee tenburg". Daarmee werd het meningsver schil over de strandscheiding Huis- duinen-Callantsoog acuut. De Oost-Indische Compagnie had daar in zoverre belang bij, dat vast moest staan met wie onderhandeld zou worden over de geborgen gereedschappen. Daarom waren enige bewindhebbers van de Com pagnie bij de grensscheiding in het Koegras op de Zanddijk geklom men, waar Helderse regenten hen hadden wijsgemaakt, dat vanaf dat punt dwars over het strand de grens van beide jurisdicties liep en alles ten noorden daarvan onder het gezag van de Helderse autori teiten viel. De heren van Callants oog namen juristen in de arm en die waren van mening dat de land scheiding bij akkoord van 16 augustus 1630 afgebakend, niets te maken had met de strandgrens. Vanouds en zelfs vóór de aanleg van de Zanddijk (1610) had het midden van het Buisegat als schei ding gegolden en aan de geldig heid daarvan was sedertdien niets veranderd. Touwtrekken om strandrechten In het jaren durende touwtrekken en onderhandelen steunden Gecommitteerde Raden, eigenaars van de heerlijkheid Huisduinen, aanvankelijk het standpunt van hun Helderse regenten, Van Val kenburg schreef op 25 november 1742 aan Jan de Veer, dat hij het een goede zaak had gevonden bij het lossen van de "Horstendaal" geen moeilijkheden met de Oost- Indische Compagnie gemaakt te hebben, om de 'noodlijdende Com pagnie niet meer schade toe te brengen en daarbij liever onse par ticuliere interest af te zien, solang er nog maer eenige apparantie was dat het schip of lading zoude

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2002 | | pagina 19