De NHM en de koffiediefstal op het Noordhollands kanaal
In de tijd dat de Nederlandsche
Handel-Maatschappij - kortweg
NHM - werd opgericht, was de
Nederlandse economie volgens de
historici j. en A. Romein als 'stil
staand water'. De ambitieuze en
energieke Willem I (1814-1840), die
als 'koning-koopman' de geschie
denis zou ingaan, zorgde er voor
dat het weer in beweging kwam,
door 'als een tweede rat
tenvanger van Hame
ien het Nederlandse A
kapitaal, dat er
nog altijd was,
met zijn verlok
kende plannen
uit de kluizen
der Stastok
ken' te flui
ten.!
Toen de Erf
prins van
Oranje-Nas-
sau de hem
aangeboden soe
vereiniteit aan
vaardde, stond de
omvang van zijn rijk
nog niet vast. Met name
Engeland was er veel aan
gelegen, dat aan de
noordgrens van het als 'agressief
beschouwde Frankrijk een buffer
staat werd gesticht. Aldus geschied
de. Op het Wener Congres werden
België en Nederland samengevoegd
tot Koninkrijk der Nederlanden of
'Verenigd Koninkrijk'. Willem I
wilde dat de drie delen van zijn rijk
elkaar op economisch gebied zou
den aanvullen. België - waar zich
in de Franse tijd een moderne tex
tiel- en metaalindustrie had ontwik
keld - moest industrieproducten
Willem I.
vervaardigen voor het gehele ko
ninkrijk en voor export naar de rest
van de wereld. De Nederlandse ko
loniën moesten tropische produc
ten - koffie, suikerriet, tabak, thee,
peper en kaneel - leveren. Neder
land moest die producten verwer
ken en afzetten op de wereldmarkt,
met name op Java en de vrachtvaart
in en buiten het rijk verzorgen.
Dat laatste was minder
simpel, dan zo op het
eerste oog lijkt. De
particuliere han
del hier had
geen enkel
contact in
Nederlands
Oost-Indië.
Die handel
was im
mers eeu
wenlang
gemonopo
liseerd ge
weest door
de VOC! Bo
vendien was
onze scheepvaart
na 1795 zo in verval
geraakt, dat ze in de
Oost gemakkelijk werd
weggeconcurreerd door
de Engelsen. Hun schepen konden
op de uitreis eigen industriepro
ducten - met namel textiel - mee
nemen voor verkoop aan de inland
se bevolking, terwijl de weinige Ne
derlandse schepen die gingen in
ballast moesten varen. Daardoor
konden de Engelsen meer bieden
voor de tropische producten dan
wij.
Al in 1818 kwam de regering han
del en scheepvaart tegemoet met
een stelsel van gedifferentieerde in-
en uitvoerrechten: hoge invoerrech
ten op buitenlands textiel, geen
heffingen op eigen producten, mits
aangevoerd op Nederlandse sche
pen. Dit hielp echter niet. Willem I
kwam tot de slotsom, dat alleen de
opbouw van een eigen textielindus
trie uitkomst zou kunnen bieden.
Mede daarom nam hij in maart
1824 het initiatief tot de oprichting
van de NHM. Die moest fungeren
als aanjager voor de gehele econo
mie: niet alleen in Oost-Indië, maar
overal ter wereld moest ze afzetge
bieden zien te vinden voor de ka
toenen lijnwaden of'katoentjes'
van de textielindustrie in Vlaande
ren. Dat de Maatschappij daarbij al
leen gebruik mocht maken van Ne
derlandse schepen, vormde een sti
mulans voor scheepvaart en
scheepsbouw.
De tropische producten werden
niet verkocht in de Oost zelf, maar
naar Nederland vervoerd. Daar wer
den ze in opdracht van de staat ge
veild door de NHM, die optrad als
commissionair en net als de in
1798 ter ziele gegane VOC een mo-
nopoliepostie bezat. Het initiatief
van Willem I had een enorm suc
ces, niet in de laatste plaats omdat
hij als eerste intekende voor een be
drag van 4.000.000 en ook nog
eens persoonlijk garant stond voor
een rente van 41/2%. Daardoor
werd een aandeel van de NHM
even aantrekkelijk als een obligatie!
De bestuurszetel van de Maat
schappij ging aan de neus van Am
sterdam voorbij en kwam terecht in
Den Haag. De Amsterdammers
hielden daar een kater aan over,
aangezien zij ongeveer de helft van
het kapitaal hadden gefourneerd en
eigenlijk op die zetel hadden ge-
109