83 omtrent de ligging en loop van vroegere wadgeulen en voormalige zeegaten. Misschien was de aller grootste handicap dat hij niet be schikte over het in archieven opge slagen historisch feitenmateriaal als lodingen van kustwateren, reke ningen van dijkreparaties enz. Hoe wel ons dat nu onbegrijpelijk voor komt, zijn in het verleden in de (rijks)archieven maar al te vaak kaarten gescheiden van bijbehoren de rapporten opgeborgen. Boven dien had Jaap Westenberg de han dicap, dat hij ver van de meeste ar chieven af woonde, in tegenstelling tot de in Hillegom woonachtige oud-Nieuwedieper Henk Schoorl die als het ware tussen Den Haag (Algemeen Rijksarchief) en Haar lem (Rijksarchief Noord-Holland) in woonde. Transgressie De vraag naar de oorzaken van de overstromingen van het overgrote deel van de Kop van Noord-Holland hield Jaap Westenberg zeer bezig. En hem niet alleen, want de water snoodramp van 1953 hield de ge moederen nog altijd bezig. 'Zijn de bijzonder hoge vloeden in ons land in vroeghistorische tijd aan bepaal de perioden gebonden?', vroeg de gezaghebbende hoogleraar in de fy sische geografie aan de universiteit van Amsterdam, prof. dr. J.P. Bak ker zich af. Hij ging er van uit dat de transgressies (overstromingen) vooral het gevolg waren van agressi viteit van de zee, van waterstuwin gen op de kust door stormen. Stij ging van de gemiddelde jaartempe ratuur en drogere zomers tussen 1150 en 1300 zouden gepaard ge gaan zijn met verhoogde buienacti viteiten. Er zou wellicht een samen hang zijn met eruptieve verschijn selen op de zon (zonnevlekken). Dat grotere droogte gedurende lan gere tijd óók zo z'n gevolgen had voor de binnenlandse waterhuis houding bedacht men nog niet. Langzame uitdroging van het veen, gevolgd door menselijke ontginning, be tekende im mers inklin king en verwe ring van het veen. En de bo demdaling die daar weer het gevolg van was, vergemakke lijkte het bin nendringen van zeewater aanzienlijk wanneer de duinenrij door broken raakte. Er waren uiter aard openin gen in de kust, het teveel aan water in het binnenland zocht zich een weg naar bui ten. Maar dat betekende dan ook dat zeewa ter naar binnen kon komen... Het complex van samenhangen tussen oppervlakteverlaging door ontginning en ontwatering van veengebieden, bevorderd door een warmer klimaat in de i2e en i3e eeuw, stelde Westenberg nog niet. Wel was hij al tot het inzicht geko men dat de overstromingstragedie gezien moet worden 'als de resul tante van ontwikkelingen van totaal verschillende aard'. Zoals gezegd, Westenberg was in goed gezel schap. Ook de hooggeleerde J.P. Bakker kon toen niet weten dat late re studie als die van M.K. Elizabeth Gottschalk ('Stormvloeden en ri vieroverstromingen in Nederland', drie delen, 1972-1977) en die van H.H. Lamb ('Climate, present, past and future', twee delen, 1972-1977) zijn transgressietheorie danig zou den relativeren. Het was met name Henk Schoorl die deze studies zou verwerken in zijn publicaties 'Zes honderd jaar water en land',1973 en (postuum verschenen) 'De Convexe Kustboog', vier delen, 1999/2000. Marsdiep Mijn eerste ontmoeting met Jaap Westenberg dateert uit 1956. In het kader van de studie M.O. Aardrijks kunde had ik van prof. dr. J.P. Bak ker de opdracht gekregen een scrip tie te schrijven over 'de zeegaten van de Zijpe tot Eyerland'. Het hoofd van de lagere school waar ik toen werkzaam was kende de heer Westenberg en zo was een afspraak gauw gemaakt. Uiteraard zag ik, jong onderwijzer, torenhoog op te gen deze zeergeleerde bioloog. Maar Jaap Westenberg bleek niet alleen een buitengewoon scherp zinnige geleerde, hij was ook een

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2002 | | pagina 7