86
richting, het getij en het naadje, de
afscheiding (stroomnaad) tussen
twee aan elkaar grenzende water
massa's die een verschillende
stroomsnelheid hebben. Daarin
verzamelde zich allerlei drijvend
materiaal. Ook vis houdt zich graag
in de omgeving van de stroomnaad
op. Als het naadje aan de stenen
sloeg, dan was er wat te vinden.
Ook wordt er op de naad gevist op
makreel of geep.
Voor gulvissen is de winter het sei
zoen. In de regel wordt met laagwa-
ter langs de barnH gevist. Als aas
wordt in de regel zeepier gebruikt.
De zeepier werd in die dagen gesto
ken op het 'Kuitje', of op het wad
bij 'Fort Harsens', waar nu de mari
nehaven is. Vader had echter ook
een geheim wapen: het zachte ach
terlijfvan een heremietkreeft. Dat
is een kreeft die zijn weke achterlijf
in een schelp opbergt. Vader zocht
ze aan boord van garnalenvissers.
De dobber werd gemaakt van twee
Engelse kurken^ die met een stokje
aan elkaar waren verbonden. Het
geheel werd gecompleteerd met
een flink brok lood en twee haken.
De dobber was volgens mijn vader
essentieel. De beweging ervan zorg
de ervoor, dat ook het aas bewoog
en die beweging verleidde de gul
tot toehappen. Vader installeerde
zich op een van zijn favoriete plek
jes, De 'Hoek van de Langestraat',
'Kaaphoofd', de 'Windwijzer',
'Mooshoekie'. Als hij er een paar
had gevangen, dan werd Opa Bak
ker, de vader van mijn moeder, ge
trakteerd. Opa was namelijk een
liefhebber van gul; gestoofd en op
gediend met bloemige aardappe
len, mosterddoop en gesmolten
roomboter was het volgens hem
een koningsmaal. In Den Helder in
die dagen was wijting ('leip')voor
de kat en werd de gul maar matig
gewaardeerd. Men gaf de voorkeur
aan schelvis.
De visserij aan dijk is seizoenge
bonden. In de voorzomer werd ge
vist op geep en makreel. Na de Hel-
derse kermis wordt er gevist op pa
ling en schar, in het najaar op gar
nalen en in de winter op gul. Zee
baars is een nieuwe loot aan het vis-
firmament, waar gedurende de zo
mer op wordt gevist.
Vlak na de Tweede Wereldoorlog
werd er ook op horsmakreel gevist.
Hij werd vanaf het strand gevangen
met een zegen.6 Wij kinderen vin
gen ze met een stukje zilverpapier,
of een strookje buik van een ma
kreel als aas. Het was een spectacu
lair gezicht grote scholen horsma
kreel vlak langs dijk op bliek7 te
zien jagen, waarbij ze soms mas
saal boven water sprongen om aan
hun belagers te ontkomen. Daarbij
kwamen ze van de regen in de
drup, want in de lucht werden ze
belaagd door meeuwen en sterns.
De horsmakreel kwam sommige ja
ren explosief voor en werd dan in
grote getale gevangen. Het was
geen geliefde vis om te eten. De
volksnamen 'gratenpakhuis' of
'noordenwind' duiden hier op. Te
genwoordig zie je ze regelmatig op
de markt. Deze vis wordt van elders
aangevoerd.
Ook schar was vroeger een algeme
ne soort aan de kust. Ze werd met
een scharhoepel vanaf vlotten in de
Buitenhaven gevangen. Na het af
sluiten van de Buitenhaven was dat
niet langer mogelijk. Van dijk met
de hengel zijn ze ook gemakkelijk
te vangen. Als vader langs dijk liep
en trek had in een scharretje, dan
zocht hij een stuk bamboe of een
wiep8. Hij had altijd wel een stuk
touw bij zich en een haakje dat vast
zat gestoken in de klep van zijn pet.
Een stukje lood kwam uit zijn por-
temonnaie, een kurk van een fles
en het visgerei was gebruiksklaar.
Hij zocht tussen de stenen een paar
zagers9, een stukje mossel, of een
pas vervelde krab en er kon worden
gevist. Vaak verdween vrijwel on
middellijk de dobber onder water.
In korte tijd werd er een braad je vis
gevangen. Dat werd in een samen
geknoopte rode zakdoek naar huis
getransporteerd. Thuisgekomen
werden ze in de regel gebakken, of
na in een emmer zoutwater te zijn
gepekeld, gedroogd.
Spannend was ook het palingpoe-
ren op dijk. Het begon met het on
vermijdelijke pierensteken op het
'Kuitje'. Op de fiets van vader met
de pierenvork en een oude pan.
Eerst over de twee sluizen aan het
eind van de Buitenhaven en dan
het wad op. Vader begon te spitten
en ik had de twijfelachtige eer om
de pieren uit de modder te zoeken.
Een goede indicatie is de roestbrui
ne kleur, waaraan de gangen van de
zeepier zijn te herkennen. Om de
haverklap wees vader met de vork
hatelijk in de richting van een pier
die ik over het hoofd gezien had.
Thuisgekomen werden de pieren in