58 van de weduwe Janzen, dat er meis jes én jongens in het Louisegesticht opgenomen moesten worden. En dat onder leiding van de 'Eerwaarde Zusters Diaconessen' - dat kon toch niet... 3 Het onderzoek in loco Waarschijnlijk in 1881 bezocht J. Bruinwold Riedel, van wie mij ver der niets bekend is, onder meer het Helderse Algemeen Burgerwees huis aan de Kerkgracht. 'Algemeen' wil zeggen voor alle gezindten, maar het bleek "dat de Katholieken bezwaar maken hunne weezen zonder uitzondering in dit Alge meen Weeshuis te doen opnemen; althans sommige hunner weezen zijn bij familieleden uitbesteed. Bo vendien heeft de Katholieke ge meente onlangs een eigen Wees huis gesticht, waarin evenwel nog geene kinderen zijn opgenomen". Financiën Het Helderse Algemeen Weeshuis had jaarlijkse vaste inkomsten ten bedrage van gemiddeld ƒ3000. In 1880: rente van het kapitaal ƒ1926 en opbrengst van de landerijen (pacht) ƒ1024. Voorts had men in dat jaar aan 'diverse ontvangsten' 534, "vooral in pensioenen van loodsen bestaande, wier kinderen in de rechten der overledene ouders zijn getreden". Wat verder nodig was om het wees huis draaiende te houden werd bij gepast door het gemeentebestuur in de vorm van een subsidie. In 1880 was die ƒ9000. De uitgaven bedroegen ƒ13.824, exclusief on derhoud aan het gebouw. Voor de 72 wezen, waarvan negen uitbe steed (katholieken?), werd dus per kind gemiddeld ƒ190,60 uitgege ven. Bestuur en personeel Vier regenten en vier regentessen, geen echtgenoten van de regenten, bestuurden het weeshuis, voor de administratie bijgestaan door een secretaris-boekhouder. Een nieuw bestuurslid werd voorgedragen door de regenten, waarna het gemeente bestuur benoemde (coöptatie). De inwonende binnenvader en -moeder, op voordracht van het be stuur door de gemeente benoemd, waren belast met de opvoeding der wezen. Bruinwold Riedel: "'t Ver heugt mij dat ik hier in de gelegen heid ben als het gevoelen van allen in den Helder, die het weeshuis van nabij kennen, te constateeren dat de binnenvader en moeder hier zijn 'de geschikte menschen op de geschikte plaats'. Vader was vroeger werkzaam op een belastingkantoor, daarna on derwijzer en sedert 6 jaar hier werk zaam. Hij is 46, zijne vrouw 47 jaar oud. Beide zijn beschaafde menschen en hebben liefde voor de betrekking, die zij bekleeden. Zoowel in de wijze, waarop zij - voorzover ik kon waar nemen - met de kinderen omgingen, als in de belangstelling waarmee zij in het gesprek over de gewichtigste vraag stukken op het gebied van de weezen- verzorging deelden, bleek mij beider pedagogische kennis, terwijl zij trach ten in waarheid 'Vader' en 'Moeder' voor de kinderen te zijn. Zeker voor de kleintjes; hoewel hier 67 kinderen (34}. enjjm.) zijn heerscht hier toch een geest van gezelligheid, van huise lijkheid en onderling vertrouwen, naar mij toescheen, die zeker voor het groot ste deel te danken is aan den tact der vader en moeder". Meer personeel was er echter, in te genstelling tot vroeger, niet. Geen naaijuffrouw, die tevens belast was met het toezicht op de meisjesza len, en geen manlijke beambte voor de jongens meer. Dat zou vanwege slechte ervaringen zijn, waarna de vader en moeder besloten hadden het allemaal zelf te doen. Maar dat betekende wel dat de binnenmoe- der nu toezicht moest houden over de keuken, de naaikamer, de was, "ja letterlijk over alles". Bruinwold Riedel stelt voor om tegen een be hoorlijk tractement mensen aan te trekken die "in hun verleden vol doende waarborg geven dat zij in dit weeshuis met (tot) genoegen werkzaam kunnen zijn". De weesvader en moeder ontvingen ƒ600 per jaar (vroeger ƒ400) met een aantal emolumenten zoals vrije kost en woning. Voorts kregen ze ƒ1,25 Per week "tot aanschaffing dier voedingsmiddelen, welke het huis niet geeft". Wat zou dat ge weest kunnen zijn? Bovendien ont ving de binnenmoeder het loon dat voorheen de naaijuffrouw betaald werd... Bepalingen In principe mochten alleen ouder loze kinderen van vier tot en met veertien jaar opgenomen worden; op twintigjarige leeftijd moesten ze het huis verlaten. Maar gebrekkige of ziekelijke wezen mochten blij ven. Eventueel geërfd kapitaal werd de wezen op hun 23e uitbetaald; tot die tijd was de rente ervan voor het huis. Spaarpenningen werden voor de kinderen beheerd en aan de meisjes bij vertrek uit het huis uit gekeerd; de jongens gaf men ze lie ver geregeld voor die tijd. Het wees huis zorgde voor een set boven- en onderkleding voor de kinderen. Het gebouw Bruinwold Riedel geeft een uitge breide beschrijving van het wees huis zelf. Ik citeer, parafraseer en vat samen. "Het maakt een aange- namen indruk. Half verscholen achter eene rij hooge boomen, is het liefelijk gelegen in het oude Helder en niet ver" van de dijk, "waar men een heerlijk uitzicht op zee geniet". Je komt er binnen in een ruime ve stibule, met rechts twee vertrekken voor de vader en moeder, een schoenmakerij, de jongensspeelka mer die uitkomt op een ommuurde speelplaats en tuintje, met daarach ter de brei- en naaikamer en ten slotte de eetzaal. Links zijn de een voudige regentenkamer, de meis-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2001 | | pagina 14