brand. Juist in die tijd hadden de burgers hem het meeste nodig voor het malen van graan want het was oorlog en velen hadden graan opge scharreld bij de boeren en dit werd daar dan gemalen om van het meel brood te bakken. De molen stond daar met het molenaarshuis, daar naast een weiland met schapenwal letjes met planken afgezet, want prikkeldraad was er nog niet". Dat de meelmolen zo triest aan zijn einde kwam weet de toenmalige molenaarsvrouw Looze zich uiter aard nog goed te herinneren en zij vertelt: "Molenmaker Moeijens uit Obdam lag bij ons een week in de kost om een aantal reparaties uit te voeren. Ik weet het nog zo goed, de molen was vrijdagavond 5 mei 1944 weer gerepareerd en diezelfde nacht werd onze molen door de bliksem getroffen. Hij brandde vol ledig af. Wij hadden de molen nog niet eens zolang in ons bezit, pas sinds 1939, gekocht van Lont. Ons plan was om na verloop van tijd de molen motorgedreven te maken want de uitbreiding van de huizen bouw van Hippolytushoef gaf voor de molen steeds minder wind. Tij dens die verschrikkelijke brand is ook de molenkat verbrand. Ons huis is wel behouden gebleven. Net als de beide molenstenen, die hebben we in de tuin voor ons huis gelegd, en in de zaak van onze zoon hangt een bijzondere foto van de molen, de lijst is namelijk ge maakt van één van de molenbal- ken". De bakkers Het is natuurlijk niet verwonderlijk dat door de afzet aan de scheep vaart op het Marsdiep er opvallend veel bakkers in Den Helder en Huisduinen hun nering hadden en dat zij tot de gegoede neringdoen den behoorden (n van de 27). Cor- nelis Jansz Bakker, bakker 'aan de dijk' in Den Helder bleek in 1791 zelfs tot 25.000 gegoed. Cornelis Jacobsz Wayboer, broodbakker met twee bakkerijen, was tot 20.000 gegoed (1782), terwijl hij twintig jaar eerder nog maar voor 8.000 gegoed was. Ook Hendrik Corne lisz Steeman had in 1793 een ver mogen van 20.000, terwijl hij vijftien jaar eerder nog maar 8.000 bezat. Klaas Arensz Kleyn Hendrik Cornelisz Bakker en Jan Cornelisz Bakker hadden allen een vermogen van 8.000. Terwijl tus sen de periode 1772 - 1796 de bak kers Andries Ramaar, Jacob Kuy- per, Pieter Schouten, Cornelis Jansz Breet en Casper Brulle een vermogen hadden tussen de 2.000 en 4.000. Zij lieten allen hun 'graan aan de molen breken' in de korenmolen van Huisduinen. Maar zij waren dat verplicht, om de belasting op te brengen die de molenaar jaarlijks we maalde omdat roggebrood bij de bakker nou eenmaal goedkoper was. Tarwebrood was voor de wel- gestelden van de dorpen. De bak kers moesten wel een verplicht as sortiment bakken. Dat bestond uit: roggebrood - witte brood - tarwebrood - agterlingen (bollen tegen elkaar aan gebakken) en beschuit. De plaatselijke bakkers in 1695 wa ren: Jelis Pietersz Platevoet - Willem Claasz Backer - Jacob Dirlcsz van Uijen - Evert Gerritsz van Dijk en Dirksz Wit. Tegeltableau ia de aaao 2001 nog bewooade moleaaarswoaiag vaa Zand- burea op Wieriagen. opgelegd kreeg. Want één van de regels was dat: 'Geen molenaar zal vermoogen te maaien, als voor die geene, welke onder haar molen ge- hooren'. Verder staat in oude akten te lezen dat de Huisduiner mole naar twee keer zoveel rogge als tar In 1760: Tjeert Abrahamsz - Jan Kroon - An dries Ramaar - Jacob Velthuis - Cor nelis Weijboer - Cornelis en Willem Backer - Hendrik Steeman - en op Huisduinen Jacob Sijmonsz Kuij- per. 3i

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2001 | | pagina 31