88
de menschen die zich direct aanslo
ten bij OB.
Veel te verduren
Dat eerste bestuur had veel te ver
duren, ook van de werklieden zelf.
Bestuurders als Jan Filarski, voor
zitter; de Clercq, secretaris en C.
Vink als penningmeester, zij die
zich geheel gaven met opoffering
van gezinsleven werden gehoond
als de leiders van de toen zoge
noemde grievenclub. Men trotseer
de echter alles. Onder leiding van
Staalman, die adviseur was van OB,
werd een program van actie opge
maakt. Hooger loon, weduwe- en
weezenpensioen en minstens vier
dagen per jaar vacantie.
Staalman zelf trad in den 2e kamer
vele malen op voor de belangen van
het werfpersoneel. Bezoeken wer
den afgelegd bij kamerleden. Het
ging niet zoo gemakkelijk om iets
te bereiken. Hoogere superieuren
in het werfbedrijf waren niet te be
naderen. Afsnauwen en grauwen
was aan de orde van de dag. De
werklieden werden behandeld als
koelies en slaven. Werfpolitie onder
leiding van een marineofficier en
opzichter, liepen te speuren en te
surfeilleren. Straffen waren aan de
orde van de dag. Dat men met dit
middeleeuws gedoe, een groote on
tevredenheid verwekte, snapte die
z.g. hoogmoogende heeren niet.
Zeker, de werklieden waren geen
engelen, maar hoe zouden die hee
ren het zelf gevonden hebben, met
een klein weekloontje rond te moe
ten komen?
OB houdt vol
De actie van OB ging door en de or
ganisatie groeide. Het bestuur
kreeg hier en daar gehoor. De com
mandanten der marine waren ook
Directeur der werf. Een dezer werd
minister van marine. Hij ontving
voordien het bestuur (van OB) op
voorkomende wijze. Bij zijn af
scheid uit Den Helder stond het be
stuur van OB bij de trein. Bij dit af
scheid werden nogmaals door Jan
Filarski onze belangen bepleit. De
nieuwe minister beloofde iets voor
ons te doen. En zie, binnen een jaar
werd een kleine commissie van
hoofdambtenaren benoemd, om
verbetering te brengen in de positie
der marinewerklieden. Binnen een
jaar was zij met haar taak gereed.
De loonen werden verhoogd en 4
dagen vacantie per jaar, dewelke
opgenomen kon worden in halve
dagen. Alsof men millionair was
geworden, met zooveel vreugde
werd dit nieuws ontvangen. Com
mandeurs en hoogeren hadden
reeds 10 dagen vacantie per jaar.
Toen zij vernamen dat de werklie
den vacantie kregen, werden de
heeren boos. Ja, het was een gekke
tijd. En wat waren die bazen en
commandeurs feitelijk, niets an
ders dan bevoorrechte werklieden,
die vaak door hielenlikkerij, knoe-
ijerij en wat dies meer, bevordering
hadden gemaakt.
OB blijft strijden
Maar OB ging door, recht op het
doel af. Nog steeds was er geen we
duwe- en weezenpensioen. De
loonsverhooging was slechts een
druppel in de zee, hoe dankbaar wij
ook waren, toen die afkwam. Staal
man hamerde door in de 2e kamer.
In 1908 werd op voorstel van Troel
stra een Staatscommissie be
noemd, welke rapport uit moest
brengen aan den ministerraad,
waarin voorstellen zouden verwerkt
worden ter positieverbetering der
rijkswerklieden in 't algemeen. In-
tusschen waren er ook vereenigin-
gen opgericht van het personeel
van de marinewerven te Amster
dam en Hellevoetsluis, waarmede
contact werd verkregen.
Staalman uit de Kamer
In 1911 raakte Staalman uit de 2e
kamer. Hij werd niet meer herko
zen. Een van onze beste belangen
behartigers raakten wij kwijt. Nu
was de grootste fout in hem, dat hij
meende dat niemand het in de
tweede kamer meer kon. Als advi
seur van OB remde hij de boel. Hij
was tegen samenwerken met Helle
voetsluis en A'dam. Geen bezoeken
aan kamerleden, hoogstens een au
diëntie bij de minster. De leiders
van OB (Jan Filarski was met pen
sioen) waren onder de druk van
Staalman. Wij moesten voelen dat
Staalman niet meer in de kamer
zat. Er kon dus niets voor ons ge
daan worden volgens hem. Hij
moest weer in de kamer terug, en
daarvoor gebruikte hij zijn volgelin
gen, waarvan enkelen zoals C.
Vink, M. de Waard, C. v.d. Leek in
het bestuur van OB zaten. Op zich
zelf zou daar niets op tegen zijn.
Wij wilden zeer gaarne Staalman
terug hebben in de kamer, maar
OB was een neutrale vereeniging,
zeer duidelijk in de statuten vastge
legd en door Staalman zelf ontwor
pen. Onze actie moest toch vooral
daarom doorgaan. Het parool
moest en zou blijven; zoek de ka
merleden op, ook al waren het onze
grootste tegenstanders.
Onenigheid
Terwille van een (Staalman) mocht
de actie niet stop staan. Er moest
nog teveel worden verwezenlijkt.
Zoetjes aan kwam dit tot uiting op
de ledenvergaderingen, maar ook
in het bestuur kwam de oneenig-
heid. Het was vooral A.P. Baak, de
bestuurder, die tot de opposanten
behoorde. Dit bleek op een der lee
denvergaderingen. Deze vergade
ring was zeer rumoerig en het was
Baak, die de voorzitter in scherpe
bewoordingen aanviel. C. Vink, de
voorzitter, kreeg het hard te verant
woorden. Zeker, de man had heel
veel gedaan voor OB in onderschei
dene functies. Hij was echter he
laas niet opgewassen tegen de ge
raffineerdheid van Staalman. Niets
dorst hij te doen buiten Staalman,
die zelf als Rijksenqueteur den ge-
heelen week het land in moest. Dan
bleven de vereenigingszaken liggen
tot Zaterdags als Staalman thuis
was.