Het levensverhaal van Jan Smit, schoenmaker aan de Westgracht
96
Jan Smit werd geboren in 1868 als
zoon van Reijer Smit, afkomstig
van Texel en Neeltje Grooff uit
Huisduinen. Hij overleed in 1953
en werd begraven in het familie
graf bij zijn vrouw Trijntje Kok die
hem al in 1943 was voorgegaan. Ze
woonden toen in een tot woning
omgebouwde bollenschuur aan de
Middenweg te Breezand, waar de
hele familie vanwege het oorlogs
geweld naar toe was gevlucht.
Jan Smit heeft een zeer afwisselend
leven gehad. Hij trouwde in 1904
op de leeftijd van zesendertig jaar;
zijn vrouw was toen negenentwin
tig. Het echtpaar kreeg vier kinde
ren: drie zoons en een dochter.
Zoon Jan, de oudste, werd'com
mandeur electriciens' op de Rijks
werf, de tweede, Cornelis genaamd,
meester-straatmaker bij de ge
meente Den Helder, de derde,Rei
jer geheten, werkte eerst bij druk
kerij De Boer in Den Helder, later
in Alkmaar als letterzetter en druk
ker. De jongste, een dochter, heette
Tetje.
Jan Smit Sr. was allereerst schoen
maker en is dat zeventig jaar lang
gebleven. Hij had zijn schoenma
kerij aan huis, in de voorkamer van
Westgracht nr. 84. Buiten hing een
uithangbord met daarop een zwarte
laars; op het raam boven de gang
deur stond met witte letters: J. Smit
Rzn.
In de woonkamer, boven de tafel,
hing een donkerbruine lamp die
nog met gas werd verlicht en ston
den verder een potkachel en een
dressoir. Op de bovenverdieping,
onder het schuine dak, waren twee
slaapkamers, aan de voorkant met
een dakkapel en achter met een
dakraam. In de voorste stonden
twee witte houten bedden, in de
achterste was een bedstee.
Tegen de wanden van de schoen
makerij stonden rekken met "hou
ten voeten". Dat waren stukken
hout in de vorm van een voet, die in
schoenen geplaatst werden om ze
in model te houden en op te rekken
als ze knelden. In het midden van
de schoenmakerij stond een houten
tafel. Daarop een pot lijm, dozen
met spijkertjes (die hij "taksies"
noemde), zijn schoenmakersha
mer, diverse messen om leer te
snijden, rubber hakken en ijzertjes
voor onder de hakken. Hij had zelfs
een trapnaaimachine, speciaal voor
schoenreparatie! Naast de tafel aan
de raamzijde stond een emmer om
het speeksel van de pruimtabak in
uit te spuwen. Dat deed opa niet al
leen, daar kreeg hij hulp bij van
oude buurtgenoten, die het leuk
vonden een praatje te komen ma
ken in de schoenmakerij en verha
len van vroeger te vertellen, 's Zo
mers zaten ze buiten op de venster
bank het trottoir bruin te spuwen.
In het laatje van de schoenmakers
tafel werden halve centen bewaard,
waarvan ik er wel eens eentje kreeg
om bij Smitje, het snoepwinkeltje
naast ons, snoep te gaan kopen.
Ze hadden het toen niet rijk, want
opa werkte ook nog als wachtsman
in de bouw, was palfrenier bij stal
houderij Thijssen, tramconducteur,
brandweerman, hulp-brugwachter
en landmeter! Op zondag maakte
hij een loopje om de bruggen, van
de Keizersbrug naar de brug bij de
Bierstraat; onderweg kwam hij wel
eens een kroeg tegen waar dan
even opgestoken moest worden, zo
als bij Koekenbier op de Zuidstraat
of in de Blauwe Stoep aan de
gracht.
Zijn eerste baas was meester-
schoenmaker Eibers aan de Bas-
singgracht, van wie hij het vak leer
de toen hij veertien jaar oud was. In
al die jaren dat hij schoenmaker is
geweest moeten er duizenden pa
ren schoenen door zijn handen zijn
gegaan. Na zijn leertijd bij meester
Eibers was hij veertien jaar mees
terknecht bij schoenmaker Adri-
aanse in de Keizerstraat en op zon
en feestdagen conducteur op de
Huisduiner tram. Vaak ging dat
goed, maar de tram liep ook wel
eens uit de rails en dan moesten de
passagiers uitstappen en duwen.
Als de tram erg vol was moesten ze
dat ook om over de "bult" te ko
men. Het salaris, een daalder per
dag, was ook al geen vetpot.
Tijdens de mobilisatie van 1914
werd opa wachtsman in de bouw en
omdat er bijna geen leer meer te
koop was, hielp hij landmeter Fer-
werda uit Alkmaar. In alle dorpen
en gehuchten in Noord-Holland
heeft hij lopen meten. Ook als palf
renier voelde hij zich prima, met
een mooi geel, blauw of zwart uni
form en een kleurig vest en been
kappen.
De grootste branden van die tijd
heeft hij meegemaakt, zoals bij
Oudkerlc en Van Praag, later Neels,
in de Spoorstraat (1919), die van