73 Langs de hele kust was een verhoog de bewaking met seinposten en vu ren. Elke vierde man ten plattelande moest met zijn paard naar de kusts treek komen om in de oorlogvoering geoefend te worden. Midden juli 1672 werden duizenden boeren met hun paarden bij Huisduinen Den Helder geconcentreerd, die in de loop van augustus op het Koegras werden gedrild, verdeeld over tien compagnieën ruiterij. En toen kwamen ze, met drie eska ders: twee Engelse onder Prins Ru- pert en één Frans eskader onder ad miraal d' Estree. De vloot van De Ruyter bestond ook uit drie eskaders, maar met wat minder schepen, zo'n vijftig linieschepen, twintig fregatten en een aantal kleinere jachten en gal joten. De schepen waren meest ook wat kleiner, minder zwaar bewapend, maar dat bleek in de ondiepe kustwa teren bepaald geen nadeel. Het werd een vreselijk gevecht bij de ingang van het zeegat van Texel. De kustbe volking keek in spanning toe vanaf de duinen. Onder de aanwezigen be vond zich de predikant van Huisdui nen, Salomon van Till en men vroeg hem 'eene bede tot God op te zen den'. En dat gebeurde. Alle hoofden ontblootten zich en de predikant, op een der duintoppen staande, het ge laat naar de zeekant gekeerd, droeg het benauwde vaderland op aan de God van hemel en aarde. Het heeft blijkbaar geholpen, want Michiel de Ruyter won de zeeslag.(io). Invasies Toen de Fransen in 1795 ons land 'bevrijden', de 'Tiran' stadhouder Willem V naar Engeland vluchtte en de oude Republiek der Zeven Ver enigde Nederlanden werd vervangen door de Bataafse Republiek, zou er vanaf de rede van Texel een landings- vloot vertrekken om de Ieren van de gehate Engelsen te bevrijden. Op 1 juli 1797 begon de inscheping van vijftienduizend man landingstroepen op zo'n tachtig oorlogsbodems en transportschepen. Maar de wind waaide wekenlang uit de verkeerde hoek, zodat het uitzeilen van de grote oorlogsschepen onmogelijk was. Bij na drie maanden lagen ze daar. 'Heil, heil, heil, wat ben ik kwaad', schreef de Ierse rebellenleider Tone, die zich ook op de vloot bevond. Toen op 22 september de wind eindelijk draaide, hoefde het niet meer. De voedselvoorraden waren op, de inva sie werd afgelast... Twee jaar later was er een invasie van Engelse zijde die wél doorging. 'Den 26ste Augustus des voormid dags circa n uren', aldus Albert Jansz Kaan, de schout van de Wieringer- waard, 'wierd alarm geslagen'. Even ten noorden van Callantsoog lagen voor het strand zo'n 170 schepen wel ke allen barkassen of sloepen achter zich aan hadden. Er zeilde en roeide ook vele sloepen van het eene naar het andere schip'. Een prachtige vlootschouw, dat wel. Een bittere en traumatische ervaring voor de kust bevolking deze invasie van zo'n der tigduizend Engelsen en Russen (n). Vlootrevue 1894 Na het gereedkomen van het Groot Noord-Hollandsch Kanaal (1824) raakt de scheepvaartroute over de aloude Zuiderzee in verval, maar het zeegat Texel blijft zijn scheepvaart behouden. Pas na het gereedkomen van het Noorzeekanaal (1876) wordt het stiller op het Marsdiep. De 'vloot- schouwen' verdwijnen bovendien door de invoering van de stoomvaart. Het is niet langer nodig dat grote aantallen schepen op de rede liggen wachten op een gunstige wind. Als er al een 'vlootschouw' is, dan is dit ter gelegenheid van een bijzondere gebeurtenis, zoals het eerste bezoek van Prinses Wilhelmina in 1894. 'Heel de stad op de been. Revue van dertig oorlogsschepen op de rede', kopte de krant. En kort na de Eerste Wereldoorlog in de zomer van 1919 is er weer een vlootrevue van 'een groot aantal gepavoiseerde oorlogs schepen en particuliere jachten en bootjes', wanneer H.M. Koningin Wilhelmina en Z.K.H. Prins Hendrik aan boord van een oorlogsschip de rede bezoeken. Het is bij die gelegen heid dat Coen Bot jr, de opvolger van de legendarische mensenredder Do- rus Rijkers als schipper van de red dingboot van de KNZRM, bij de Ko ningin en Prins aan boord moet ko men. En wanneer met name de Prins werkelijk geïnteresseerd blijkt in het reddingwerk, wijst de schipper hem er op 'dat alle boten, zelfs de kleinste op de rede van Texel, tegenwoordig van een motor zijn voorzien, behalve de reddingboot'. Dat is toen óók gere geld en enkele jaren later behoort het tijdperk van het 'roeiredden' defini tief tot het verleden (12). Jan T. Bremer Literatuur: P. van Royen, Zo varen de scheepjes voorbij..., in Levend Verleden 6e jaar gang pagina 61,1993. L. Guicciardini, (Lowijs Guicciardijn) Beschrijvinghe van alle de Nederlan den, overgheset door Cornelis Kikia- num, vermeerdert door Petrus Monta- num. Amsterdam 1612, blz. 222. Th. Velius, Chronijk van Hoorn, 4e dmk Hoorn, 1740, blz. 492. J.T. Bremer, Oorkonden in steen, :995> blz. 80-84. D. Burger van Schoorel, Chronijk van den stad Medemblik, 1708. H. Schoorl en J. T. Bremer, Varensgas ten en ander volk, 1987, blz. 114. Idem blz. 65. J. A. van der Vlis, t Lant van Texsel, Ï975, blz. 140. Joh. C. Elias, Schetsen uit de geschie denis van ons zeewezen deel 4, blz. 184 e.v. H. Schoorl en J. T. Bremer, Volk aan het Marsdiep, 1983, blz. 42 e.v. J. T. Bremer, Heren, boeren en knech ten - bedijking en bewoning van de Wieringerwaard, 1610-1810, 1989, blz. 129 e.v. C. Bot, Als de noordwester woedt, z.j. (1948?), blz. 69 e.v.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2001 | | pagina 13