zoo'n duidelijk handschrift had. Maar ik moest naar de werf. Een schriftelijk examen werd mij afge nomen en ik behoorde tot de uitver korenen. Zoo kwam ik op de zeil makerij. Een broer van mij was al daar reeds werkzaam. De arbeiders behoorden in die dagen tot het ruwe volk, alhoewel er reeds een kentering aanwezig was. De werf Op deze (zeilmakers)werkplaats werkten circa 36 menschen, mee- rendeels christelijken van gerefor meerde richting. Twee chefs (een baas en een commandeur) hadden het toezicht; beide behoorende tot de gereformeerde broeders. Mijn loon was ƒ1,20 per week. Het hoog ste loon bedroeg voor een volwasse ne ƒ11,40. De werktijd was van v.m. 5 tot 's avonds 6 uur in den zomer. De wintertijd bracht een kortere werkweek. In het werkbedrijf heerschte veel ruwheid onder de werklieden. Handtastelijkheden waren schering en inslag. Na afloop der werktijd zag men vechtpartijen van jongens en volwassenen, achter de Her vormde kerk. Beleedigingen tegen over elkander waren aan de orde van de dag. De oorzaak? Werklie den waren in de maatschappij niet in tel. Het was alsof een vloek lag op de naam werkman. Vooral in een overheidsbedrijf kwam dit tot uiting. De naam landswerver was als het ware een scheldnaam. Het mooiste was dat de landswerver daar zelf aan meehielp. In revues op kermissen werd de landswerver bespottelijk voorgesteld. Artisten werden ingelicht door menschen van de werf die dienst deden in de avonduren als toneelknecht of kel ner. Bezoekers der voorstellingen, die tot die landswervers behoorden, applaudiseerden even hard mee, als zij zelf bespot werden. De pret ken de geen grenzen. Standsverschillen Dochters van beter gesitueerden die per ongeluk in kennis kwamen met een jongeling werkzaam als werkman op de werf, werd de om gang ten scherpste verboden. Alsof het dieven en moordenaars waren. Er bestond een gymnastiekvereeni- ging, waarbij de kinderen van werk lieden zich niet mochten aanslui ten. Zelfs op de 'uitvoeringen' was de toegang voor arbeiders en hun ne gezinnen ten strengste verbo den. Wat waren dan toch die deftig heden in die vereeniging, zal de le zer vragen. Wel, gewone winke liers, onderwijzers, ambtenaren, wiens ouders meestal tot de werk mansstand behoorden. Ik ergerde mij dood aan dergelijke toestanden. Sprak ik erover onder de werklie den, dan werd ik vaak nog uitgela chen op de koop toe. Op de werf zelf werd je ook behan deld als een stuk vuil. Een elkeen werd verdacht van pootafhouden (niets doen) en zoo speurde den ge- heelen dag de werfpolitie rond met aan het hoofd een marineofficier met 2 banden op de arm. De werf- autoriteiten begrepen maar niet dat juist door dit soort speurderij het niets doen in den hand werd ge werkt. Men ging nu op de uitkijk staan of er een speurder in het zicht was. O wee als men gesnapt werd. Op de bon en bij de betrok ken officier koomen. Begroet met grauwen en snauwen, werd je straf toegekend, vaak met inhouding van loon, zonder zich te mogen verde digen. Verzet Het verzet tegen deze toestanden drong langzamerhand bij de men schen door. Trouwens in het ge- heele land was er iets aan de hand. Overal kwamen de arbeiders in op stand. Stakingen braken hier en daar uit. Domela Nieuwenhuis en anderen verkondigden het socialis me. Meer loon, kortere werkdag, was de leuze waarmede men het land door trok. In 't algemeen, moest men er op de rijkswerf nog niets van hebben. Kolporteurs met socialistische lec tuur werden nog uitgejouwd of ge molesteerd. De lectuur werd door mij (wel) verslonden. In de werk plaats ontstonden debatten en men verklaarde mij voor iemand die het in het hoofd was geslagen. Achturi ge werkdag! Schande, want dat be stond en mocht niet. Dat was in strijd met de ordonnanties Gods. In het zweet des aanschijns moest je werken, zoonodig den nacht door. Als je weekloon niet hoog genoeg is, moet je er 's avonds maar bij werken. Dan kwam het luie zweet er uit. Ik liet hen kletsen, overtuigd als ik was, dat eens de oogen open zouden gaan. Socialisten spreken in Den Helder Ook in Den Helder kwamen socia listische sprekers. Ik zie nog Dome la Nieuwenhuis, Pieter Jelles Troel stra, L. Hermans en anderen voor mij. Ik was toen nog geen 16 jaar oud. Hun redevoeringen sloegen in vooral bij de arbeiders uit het parti culiere bedrijf. Nog klinkt mij een gedeelte van een gedicht in de oor- en, wat mij altijd bij is gebleven: Vroeg reeds van de school ontnomen, Werken zooals vader doet, Ruwe vrienden, harde woorden, Schamele kleeding, slecht gevoed, Plichten streng, voor wet en leger, Rechten schaars en laag het loon, Zal hij immer zwoegend werken, Hij, de arme werkmanszoon. Moederliefde, maar benevelt, Door de zorg voor 't groot gezin. Halve nachten zwijgend werken, Heele dagen slechts slavin. En de toekomst van uw kinderen, Schoon uw moederoog het niet ziet, Ach, 't is slechts een lijdensleven Vol met zorg, vol verdriet. Platgetreden, dra vergeten, Slaapstee voor de eeuwige nacht, Is je rustplaats arme sloven, Hier vernedert, daar veracht.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2000 | | pagina 7