38 helpen. Dat bestond uit bakerdien sten verrichten in gezinnen die geen baker konden betalen, die het dus nog armer hadden. Geloof, hoop en liefde was het parool van moeder; zoo was haar hele leven en is ook gesymboliseerd op haar graf steen. Hoe jong ik ook was, dacht ik toch vaak aan wat ik bij de R.K. kerk had gezien, als leerling der catechisatie had ik zooveel over God gehoord. God was goed in alles, die was de trooster en verzorger der armen en verdrukten. Buiten de catechisatie komende zag je het wekelijkse tafe reel: oude vrouwtjes hun aalmoes halen. God zorgde voor de armen: 20 a 50 cent per week! Het wou er niet bij mij in dat God de verzor ging zóó bedoelde. 200 meter voor bij de kerk zag men hetzelfde tafe reel. Daar zetelde het Armbestuur der Gemeente. De armbestuurders Dat armbestuur was een zeer deftig college, dat vergaderde in de Trouwzaal. Ook daar op straat wachten in regen, koude en wind, tot het de heeren beliefde de pau pers binnen te laten. Geen woord ter opwekking. Vaak nog onder een grauw en een snauw werd het geld hen toegeworpen. Dikwijls hoorde ik de verhalen van moeder, die bij deze of genen weduwe had gehoord over de behandeling der hier ge noemde armbesturen. God zal hen wel straffen zei moeder dan, maar het leed werd daardoor niet ver zacht. Toen ik ouder werd, begreep ik al spoedig dat woorden en daden twee dingen waren. Gesproken naar het woord Gods, maar in da den die des duivels. Het weeshuis Ik had vriendjes die geen ouders meer hadden. Zij werden verpleegd in het algemeen weeshuis. Deze in stelling stond in beheer bij de Re genten, zooals zij werden ge noemd. Een stel dames en heeren, waarbij elk menschelijk gevoel ont brak. In het huis was een moeder en een vader over de kinderen ge steld, gesteund door een suppoost. Dit drietal ontbrak elk stukje gevoel van medelijden voor de ouderlooze Weeshuis Kerkgracht kinderen. Afgericht, twee aan twee, gingen zij 's morgens en 's mid dags naar en van de scholen. Gesto ken in een smakelooze kleedij. Van spelen bij de scholen was geen sprake. Van school naar het wees huis. Woensdag en zondagmiddag hadden zij van n.m. ('s middags, FvL) 2-6 uur, vrijaf Zij mochten dan naar familie. Ten scherpste was hen verboden iets ten nadele van het weeshuis te zeggen. De kin deren wisten precies waar de regen ten woonden. Gingen zij langs die woningen, moesten de jongens hun pet afnemen, ongeacht of de dames en heeren zichtbaar waren of niet. De straffen waren zwaar, ook licha melijk. Er werd op geranseld met de stok. Zoo was het trouwens in al zulk soort inrichtingen. Zooals ik reeds zei, trok ik mij die toestanden erg aan. Een gevoel van opstand ontstond in mijn binnenste. Hoe ouder ik werd, hoe meer wakkerde dit aan. Gretig nam ik kennis van alles wat het leven met zich bracht. Van school Nauwelijks 12 jaar ging ik van school af De hoogste klas mocht ik niet bereiken. Ik had te veel ver zuim, door het loopen van een krantenwijk waar ik 50 ct per week mee verdiende, die moeder goed kon gebruiken. Toen kwam ik op de werf als zeil makersleerling. Ik gevoelde er niets voor. Had veel liever iets gehad bij de administratie als schrijver of zoo iets. Op het bureau van het Vlie gend Blaadje, had ik zoo dikwijls adressen zitten schrijven, omdat ik

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2000 | | pagina 6