Ooggetuigen van de Gouden
eeuw in meer dan honderd
reportages
Samengesteld door René van Stip-
riaanjjitg Prometheus, 300 bladz.
ƒ36,50
De burgerij was zeer ontsteld en
verbaasd, menend dat nu de jong
ste dag was aangebroken, aange
zien er in een korte tijdspanne zo'n
wonderlijk en ongehoord gedreun
en gekraak klonk, dat iedereen ho
ren en zien verging. Veel mensen
bleven door de klap dood op straat
liggen. Vele huizen die daar in de
buurt stonden, stortten geheel in.
Anderen... zagen hun huizen
schudden, hun achtermuren instor
ten en hun daken naar beneden ko
men. Ze stonden verwonderd en
waren geheel buiten zichzelf. Toen
ze verbaasd naar buiten liepen
hoorden ze, terwijl alles al geruï
neerd was, twee vreselijke donder
slagen, zodat niemand kon beoor
delen wat het was. Verkerend in
deze verbazing en bedwelming za
gen ze een ijselijke damp, rook dan
wel stofwolk, alsof de helse poelen
hun kelen hadden geopend
Enschedé 2000? Nee, Delft 1654.
Op maandag 12 oktober 's morgens
om half twaalf ontplofte het Delftse
kruitmagazijn, dat gevestigd was in
een toren van een voormalig kloos
ter. De boekhandelaar, schrijver en
krantenuitgever Jan Philipsz. Scha-
boelje (ca. 1590-1658) beschrijft in
zijn nieuwstijding over hetgeen de
van heinde en verre toegeschoten
hulpverleners en 'ramptoeristen'
zagen: 'De stad lag erbij als een
molshoop. De straten waren nau
welijks meer begaanbaar door de
ingestorte huizen, muren en da
ken. Hier zag men een been, daar
een arm onder het puin uitsteken,
nog afgezien van de ledematen die
her en der in het rond lagen...'
Schaboelje geeft levendige beschrij
vingen hoe de één op gruwelijke
wijze omkwam, terwijl een ander,
naast de omgekomene staande,
werd gespaard. 'Een tweeling, die
in de wieg lag waar de moeder
naast zat, werd na 24 uur levend en
gezond, zonder het minste schram
metje, gevonden, terwijl de moeder
dood werd aangetroffen, verpletterd
door het instorten van het huis...
Een klein kind van één jaar en zes
weken werd levend uit een inge
stort huis te voorschijn gehaald, na
dat het 24 uur op een kakstoel had
gezeten, met een appeltje in de
hand Zomaar wat citaten uit een
ooggetuigenverslag. Zo staan er
nog een honderdtal in dit boek.
Over het uitmoorden van de stad
Naarden (1572) van Lambertus Hor-
tensis (ca. 1500-1574), de rector van
de Latijnse school aldaar, over Alk-
maars Victorie (1573) van stadspen
sionaris Nanning van Foreest (1519-
1592), de hongerdood in het bele
gerde Leiden (1574), de moord op
Willem van Oranje (1584) en de
marteldood van zijn moordenaar
Balthasar Gerards, de onthoofding
van Oldenbarnevelt en de moord op
de gebroeders De Witt (1672). Veel
verhalen over de zee, een kwart van
het totaal. Over zeeslagen, van de
Spaanse Armada tot en met de
tocht naar Chatham (1667), maar
ook over verre reizen en schipbreu
ken, Duinkerker kapers en de vero
vering van de Zilvervloot door Piet
Heyn (1628). Kortom, het boek be
vat een kleurrijk scala aan ooggetui
genverslagen uit de Gouden eeuw
van bekende, minder bekende of
anonieme auteurs. Géén literaire
hoogstandjes, maar wel (bijna) al
tijd boeiend en oorspronkelijk, han
delend over gewone mensen in on
gewone situaties. Vermakelijk
soms, zoals de doopsgezinde vrouw
die zich 'uit schaamte' niet durfde
laten helpen door een chirurgijn,
omdat deze de verschoven wervels
van haar stuitbeen alléén maar op
hun plaats kon duwen via haar en
deldarm... Schokkend soms, zoals
het verhaal van de schipbreukelin
gen die een aantal lotgenoten uit de
reddingboot werpen of bizar: het
verhaal van de non die krankzinnig
werd
De teksten zijn chronologisch ge
rangschikt. Het eerste verhaal is uit
1549, het laatste, over de dood van
Koning-stadhouder Willem III, uit
1702. Alle verhalen zijn omgezet in
hedendaags Nederlands en voor
zien van een inleiding. Er is een
verklarende woordenlijst toege
voegd, maar die had wel iets uitge
breider gemogen, want niet ieder
weet wat een scapulier (bladz. 31) of
wat een schalmei (bladz. 60) is of
wat vigiliën (bladz. 53) zijn. Hoe
wel, zo af en toe zelf iets opzoeken
in een woordenboek kan uiteraard
geen kwaad, integendeel.
J.T. Bremer