56
Havengezicht
bij de 'oesterput'. Dat was een
ruimte van zo'n 50x50 meter met
een dijkje er omheen. Dat dijkje
was van wier, afgedekt met aarde.
Er was ook een soort sluisje, dat bij
vloed het water in de put deed lo
pen. De lege oesterschelpen lagen
er nog wel, maar van daadwerkelijk
gebruik was toen al geen sprake
meer. Bij laag water kon je ook ali
kruiken zoeken op het wad en tus
sen de stenen. Die werden dan ge
kookt en verkocht voor 1 cent per
kop. 'Kru, kru, alikruken, ze stin
ken niet maar ze ruken!'. Toen
vond je het heerlijk; met een speld
wipte je hem eruit; eerst het deksel
tje er af. Op datzelfde 'Kuitje' kon
je bij laag water ook piersteken. Op
blote voeten ging je het wad op en
dan zag je aan een klein heuveltje
waar een pier zat. Met een schop of
een greep nam je een spit en
meestal had je dan de dikke zeepier
voor later gebruik.
Zo ben ik aan het eind van mijn
verhaal weer terug bij het begin: de
zeepier.
De vraag blijft: wie woonde in de
oude Helder, Klaas Duitstraat 15?
'Laat nu de echte piersteker op
staan'!
D. Abbenes, Hilversum.