Het gebeurde op 't Marsdiep 68 Een potvis op de Hors 52 55 57 58 62 63 69 7i 72 74 82 87 94 96 97 102 103 104 107 109 in n5 116 De 'Oprechte Haerlemse Cou rant' van 5 juli 1763 vermeldt het aanspoelen van een dode potvis op de Hors in de nacht van 30 juni i juli 1763. Het reusachtige beest, 'lang 58 en in den omtrek 28 voet Rijnlands (1 voet 0,314 m) met 'in zijn bek 48 tanden' kreeg veel bekijks. Er was een grote toevloed van nieuwsgie rigen, aangevoerd met meer dan honderd wagens en rijtuigen, als mede per schip vanaf Den Hel der en elders. 1 Terwijl men in de 17de eeuw het aanspoelen van een walvis nog als teken van naderend onheil opvatte - 'een walvis op het strand is een teken aan de wand' 2, was men in de 18de eeuw, door de grotere be kendheid met de comsumptieve mogelijkheden als gevolg van de walvisvaart, toch vooral geïnteres seerd in de economische voordelen, al bleef men - evenals in onze tijd - gefascineerd door dergelijke onge kende verschijningen. Want hoe men het ook bekijkt, potvissen ho ren, evenals andere walvissen, hier niet thuis. Potvissen (cachelots) houden zich bijna uitsluitend op in warmere wateren, tussen 40° noor der- en zuiderbreedte. In de noor delijke Atlantische Oceaan komen ze echter (door de zogenaamde warme Golfstroom) wel tot 50° N.Br. voor en met name oude man netjes zwerven 's zomers soms tot aan de rand van het poolijs in de poolzeeën. Maar de in 'kudden' le vende wijfjes met hun jongen ko men zelden zo noordelijk. Vandaar dat op onze kusten vrijwel uitslui tend mannetjes 'stranden', wan neer ze tijdens de herfsttrek, op weg naar zuidelijker wateren in het zuidelijk deel van de Noordzee 'vastlopen'. De voedselomstandig- heden in de Noordzee zijn totaal anders dan in de (diepe) oceaan, terwijl ook het navigeren in het on diepe water met zijn vele zandban ken en grotere getijverschillen de potvissen niet goed af gaat. Waar schijnlijk bestaat het grootste deel van de op onze kust gestrande pot vissen uit verdwaalde, solitaire die ren. De wetenschappelijke naam van de tot de tandwalvissen behorende potvis is Physeter macro cephalus. Het Griekse woord physeter is 'spui ter' en macro cephalus betekent in dezelfde taal 'grote kop'. 'Spermaceh' Een mannetje, dat achttien meter lang kan worden en 55 a 57 ton kan Tekening uit 1780 van Laurens Brandligt, linksboven de brede zandstrook de Hors gelegen tussen de Haaksgronden met bet Nieuwe Cat en de duinrand nabij Den Hoorn. wegen, bestaat voor veertig procent uit 'kop' en dankt aan dit overheer sende lichaamsdeel (de pot) dan ook zijn naam. Het grootste deel van het inwendige van de kop wordt ingenomen door het 'sper- maceti-orgaan', een soort kussen van witte, wasachtige substantie, het spermaceti of walschot. Vroeger dacht men dat het zaad (sperma) van deze walvis was, vandaar de naam. Wat het wel is weet men ei genlijk niet precies, maar men ver onderstelt dat het orgaan nodig is om op grote diepte te kunnen 'zwe ven'. 29

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2000 | | pagina 29