Klaas Smelik (1897 -1986)
'De Julizon brandt. Loom ligt Den
Helder om de marinehaven Nieu-
wediep en blauw was de zee die
wijd en ver en overal rondom is.
Rustig kabbelde het Nieuwedieper
leven. De rijkswerfman trad zijn
dagelijkse tred. Hij trainde zich op
het tempo van de vermoeiden pas
en maakte duidelijk waarneembare
vorderingen. Werkeloos tuurde de
haringtrekker over de Razende
Bol. Een marinevaartuig sukkelde
de haven uit en in. Om twaalf uur
's middags vielen 'de ballen van
den admiraal' boven 'het paleis...',
's Avonds, na theewater, kreeg het
stadsbeeld kleur. De marine trok
ten passagieren uit. De bioscopen
publiceerden schreeuwende pro
gramma's. 'De verdwijning van
Miss Harper'. 'Marie Jeanne, de
vrouw uit de volksklasse'. De
hoofdonderwijzer Storm predikte
Gods woord langs de straten. De
Middernachtuitzending werkte. De
heer Staalman trok langs het
nachtelijke pad. Het volk spotte.
Een onverschillig Jantje zong:
'Staalman met zijn roode baard,
die haalt de meiden van de
straat..'. En in het weekblad 'Het
Anker' besprak de heer A.G.A. Ver
stegen marinevraagstukken..'.
Zomaar wat citaten uit een roman
van Klaas Smelik getiteld 'Storm
over de oceanen'. Een sterk auto
biografisch getinte roman van een
Helderse jongen die opgroeit in de
Ouwe Helder van juist vóór de eer
ste wereldoorlog. Zijn vader exploi
teerde daar een volkslogement 'De
houten lepel', ook wel bekend als
de 'Luis aan de ketting'. Het loge
ment, een oud patriciërshuis aan
de Middenstraat no. 38 dat betere
tijden gekend heeft, omschrijft hij
in een van zijn andere romans geti
teld 'Een vloot voedt een volk' als
volgt: 'En nu staat dat huis daar,
oud en verweerd. Hoog uit boven
zijn lage omgeving, spoelen de
Noordwesters het de grijze lokken.
En z'n binten,
op zware
stormdagen
steunen. En in
het binnenste
van z'n lichaam
krioelen nu de
arme mensch
jes, die daar nu
onderdak krij
gen voor een
kwartje per
nacht. O, dat
huis, een ver
vallen
groothuis, het
is weg gezon
ken tot bene
den de grens
van het burger
wel gevoegelij
ke. De burger-
menschjes die
er omheen wo
nen weten het.
De oudste on
der hen hebben
het zien verzin
ken, steen na steen, laag na laag.
En nu mijden alle menschen in de
buurt de vervallen grootheid. Want
in hun nood om het leven te hou
den heeft een arm gezin er een lo
gement in geopend. En dakloze
zwervers komen daar een onderdak
huren. Er is daar behoeftigheid, wat
door de eeuwen heen afschuw wek
te. En de menschjes uit de buurt
schuwen de behoeftigheid, die nog
dieper is dan de hunne....
O, ze voelen het zoo goed, de men
schjes van de derde en de vierde
stand: er zijn rangen en standen.
God heeft het gewild. Er zijn armen
en nog armeren...' De armoe en de
zee. Dat zijn denk ik de thema's in
Volkslogement 'De houten lepel', ook wel
bekend als de 'Luis aan de ketting', aan
de Middenstraat no. 38 in de Ouwe Hel
der (ca. 1920). Wegens bouwvalligheid
werd het in 1930 gesloopt, de twee ovale
vensters (oeuils de boeuf) werden als
kunsthistorisch beschouwd.
het leven van Klaas Smelik. Even
lijkt het er op dat hij zich aan die ar
moe zal ontworstelen: hij gaat naar
10