89 op deeze plaats geene werken aan- gelegt, nog eenige arrangementen gemaakt om een landing te belet ten, waarvan wij de reeden moesten overlaten aan hun die het generaale plan der defensie van de Republiek aan deeze zijnde beeter verstonden als wij, die door gissingen somtijds den bal geheel zouden misslaan. Na van dit hoge duin de wijd uitge strekte vlakte van het Koegras be zichtigd te hebben, verlieten wij deeze plaats die in eene ruime maate zo veele rampspoedige gevol gen voor ons Vaderland gehad heeft, waarvan reeds veele schrik- baarende toneelen zich aan ons oog vertoond hadden, met den oprech ten wensch van nimmer een soort gelijk bezoek van vreemde troepes te ontvangen". Het Koegras, ook wel Buitenveld genoemd, aan de westzijde in 1610 door een stuifdijk, de zogenaamde Oldenbarneveltsdijk, van de Noord zee afgesloten, was destijds bij een moerassig kweldergebied, dat pas in 1817 aan de oostzijde is bedijkt bij de aanleg van de eerste fase van het Groot Noord-Hollandsch Ka naal. De "seynpost" waarvan sprake is maakte deel uit van een systeem van telegraafpalen langs de gehele kust, waardoor berichten konden worden doorgegeven. Het weeshuis waarvan in het onderstaande spra ke is, stond destijds op 't Heilig- harn, ongeveer ter hoogte van de huidige Jan Verfailleweg ter hoogte van het rooms-katholieke kerkhof. Dit weeshuis is aan het einde van de Franse tijd, in de nacht van 21 op 22 december 1813 door een troep Kozakken in brand gestoken en ter plaatse niet weer herbouwd. Ook de redoute, een kleine veldschans, stond ongeveer op deze hoogte: "Wij reeden voorts langs het Koe gras voorbij het weeshuis waar voor eenige jaaren, kort na de revolutie van 1795 een redoute door de onze aangelegd was, naar Den Helder, alwaar wij door de prompte bezor ging van Conradje de stalling van onze braave paarden gereed von den, en voorts onzen intrek namen in het logement "Zeeburg" op den Zeedijk, waar wij ons bij een goe den maaltijd en het vriendelijk ge zicht van Marijtje wat te goed dee- den en ons onderling verheugden onze reis tot dus verre zo wel vol- bragt te hebben. Na het middag maal deeden wij een wandeling naar het Nieuwediep. De zeedijk is hier als een artificiële rots van bui ten met zwaare Noordsche ballast gedekt en voor dezelve liggen on derscheiden steenen hoofden tot beveiliging van dezelve. Op den dijk ligt eerst een retranchement, voornamelijk zo het ons voorkwam, dienende om het acces (toegang) langs den dijk naar het Nieuwediep te defendeeren (verdedigen). Ook waren er eenige stukken kanonnen naar het Marsdiep gericht. Voorts heeft men de batterij de Ondeel baarheid verdeedigende hier het vaarwater in het Marsdiep. Terwijl de batterij de Unie verder naar het Nieuwediep gelegen met een gloey- oven voorzien, zowel oost- als west- waards ten zelfden einde scheen in gericht te zijn. Aan het groote Wier- hoofd genaderd beschouwden wij met verwondering het gebruik van het wier, waarvan eene uitvoerige beschrijving door J.F. Martinet te vinden is in de werken van de Hol- landsche Maatschappij der Weten schappen te Haarlem, 20e deel, 2e stuk". Paalworm Batterij de Ondeelbaarheid (v.h. Prins Hendrik), is de zogenaamde Oostbatterij. (Kanaalweg). "De Unie", (Erfprinses bij haveningang aan de westzijde) na 1814 "Prinses Louise", beschikte over gemetselde ovens voor het gloeien of harden van geschutskogels. Bij het Wier- hoofd, aan de westelijke ingang van de haven het Nieuwediep, stonden twee lantaarns ten dienste van de scheepvaart (Fort Harssens aan de oostzijde van de haveningang is van 1880-1884). De Zutphense predi kant J.F. Martinet had in 1781 een uitvoerige "Verhandeling over het Wier der Zuiderzee" geschreven voor de Hollandse Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem. Het wier, ook wel zeegras, eeuwen lang gebruikt bij de aanleg en het onderhoud van dijken, werd tegen de aardendijk "gekramd" door mid del van houten palen, maar juist deze palen hadden veel te lijden van de zogenaamde paalworm. Het beslaan van het houtwerk met lood of Fuikse kopspijkers hielp niet en de uiteindelijke oplossing was ten slotte de zeer kostbare, maar af doende dijkbekleding met stenen (Noors graniet): "Wij gingen tot op het groote wierhoofd 't was in 't sterkste van den vloed, met een Noordwesten wind die hevig door- woeij en beschouwden van deezen uithoek de werking van den stroom op de mond van het Nieuwediep, zijnde de steenen dam aan de Oost zijde reeds ondergevloeijd, doch niet zo diep of wij konden de direc tie van deeze belangrijke en schoone kaden nog duidelijk ge noeg bespeuren. Op de rhee waar- en thans weinige scheepen, zo als ook het Nieuwediep zelve met wei nig vaartuigen voorzien was. Wij wandelde voorts langs het jachtha- venhoofd tot aan de helling daar men bezig was met eenige schoe- ijngen en het laatste holle hoofd te repareeren, waar van wij eenige paaien voor het beschadigen van den zeeworm met lood, en andere met spijkers beslaagen voorzien, bezichtigden. De gelegenheid op dit ogenblik niet gunstig zijnde om de verdere werken aan het Nieuwe diep te gaan zien, retourneerden wij naar ons logement, en na aldaar onder een kopje thee onze genoe gens aan de respectiven huisplaag- en (huisvrouwen) door het schrij ven van brieven medegedeeld te hebben, vervolgden wij onze wan deling naar de zijde van Huisdui nen langs den zeedijk die even als vooren reeds gezegt is, aan de bui tenzijde met zware Noordsche bal-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2000 | | pagina 5