Een jaar na de landing Een reisverslag door Noord-Holland anno 1800 M a .u r V. M - ;i ..fj-j, .,ï""'v ipri' t "'TSyn 4^ In de zomer van 1800, het jaar waarin de veelbelovende waterbouwkun dige Frederik Willem Conrad werd benoemd als een van de vier Com missarissen-Inspecteur in de Departementen Amstel en Texel, maakte Conrad vergezeld van enkele vrienden een reis-te-paard door zijn toe komstig ambtsgebied. Van deze reis is een verslag gemaakt waarin behalve aan waterstaatkundige zaken veel aandacht wordt besteed aan de verwoestende gevolgen voor het landschap van de landing van Engelsen en Russen een jaar te voren (1799). De hoofdpersoon Frederik Willem Conrad (1769-1808) was als zoon van vroeg gestorven onbemid delde ouders op bijna tienjarige leeftijd opgenomen in het burgerwees huis te Delft. Drie jaar later werd hij als zijnde "excellent goed" via een beurs van een Delftse fundatie (van de Vrijvrouwe van Renswoude) toe gelaten tot de studie van waterbouwkunde/landmeetkunde/vesting bouw. Na zijn studie werd hij in 1788 als adjunct landmeter toegevoegd aan inspecteur-generaal van de Waterstaat Christiaan Brunnings (1736- 1805). Op zijn reis in 1800 werd Conrad vergezeld door de gebroeders Gildemeester. De jongste van het tweetal, Jan Paulus, was (in 1792) gehuwd met de enige dochter van Christiaan Brunnings. Vandaar. Over Conrad zij nog vermeld dat hij na de plotselinge dood van Brunning diens opvolger werd. Een jaar na zijn aanstelling van Inspecteur-Gene raal van de Waterstaat van het Koninkrijk Holland overleed hij zelf op 38-jarige leeftijd aan roodvonk. Het reisjournaal van Frederik Willem Conrad, groot 31 handbeschreven folio vellen berust in het Algemeen Rijksarchief te Den Haag (Tweede afdeling, Archieven-Inspecteurs van de Waterstaat). Ik trof het aan in de nalatenschap van Henk Schoorel. Op mijn ver zoek heeft de oud Nieuwedieper de heer Harry van Loo te Rijswijk in het Algemeen Rijksarchief naspeu ringen gedaan, waarvoor mijn har telijke dank. Hem bleek dat het in ventaris nummer 169 (Journaal van een reis door Noord Holland gemaakt door de gebroeders H. en J.P.G. Gildemeester en F.W. Con rad 7-13 juni 1800) twee verslagen aantrof: een concept van het reis verslag (met schetsjes) en het uit gewerkte reisverslag. De tweede versie is het meest uitvoerig. Het handschrift van de twee versies is het hetzelfde. Maar niemand van de drie is de schrijver. Harry van Loo vraagt zich af of Conrad over zichzelf zou schrijven: "Alleen Conradje was op zijn Rosinante (paard) zo door elkaar geschud..." In het najaar 2000 verschijnt een concept verslag van deze reis als i6e uitgave van de "Kring van vrienden van de Hondsbossche" "Reis door Noord Holland in 1800" met een inleiding en toelichting door P. Van Schaik, A.E.L. van IJ- zendoorn en W.M. Zappey. De reis van de drie vrienden, verge zeld van een verzorger voor de paarden begon op 7 juni 1800 te Spaarndam (woonplaats van Con rad) en ging in noordelijke richting via de zogeheten Linie van Bever wijk, die uit vrees voor een eventu ele nieuwe invasie werd aangelegd, langs Castricum en Egmond, Ber gen en Schoorl. In Castricum, waar toch nog geen jaar eerder, op 6 oktober 1799, zo'n vierduizend man gesneuveld waren (2500 Engelsen/Russen en 1400 Frans-Bataafse manschappen) wer den "geene noemswaardige sporen meer van deezen beslissende veld slag" gevonden. In Egmond op den Hoef "zagen wij verscheiden uitge plunderde en beschadigde huisen". In Egmond aan Zee werden zij "ge frappeerd een welgebouwd volkrijk dorp voor ons te hebben, alwaar wij tevens het genoegen hadden de vrouwen met het platvisch droogen bezig te zien, die daarin groote hoe veelheid naar Brabant en elders ver zonden werd". Ook in Bergen, waar toch alleen al ruim vierduizend man van het invasieleger waaron der zo'n drieduizend Russen, en nog eens ruim drie duizend man van het Frans-Bataafse leger waren omgekomen, viel de schade onze reizigers nog wel mee. Maar Schoorl was er wel heel erg aan toe: "het gantsche dorp als in een puin hoop verandert, de weinige huizen die nog staande waaren gebleeven aanmerkelijk beschadigd. De bede larij van vrouwen en kinderen, de onderscheiden plaats gehad heb bende gebeurtenissen die men ons, terwijl onze paarden in een bijna open stal het voeder gegeven wierd, verhaalden, vervulden ons met afg rijzen". Toen er sprake was van een op te richten gedenkteken, werd er in een weekblaadje "De Heer Poli tieke Blixem" van 10 augustus 1801 opgemerkt dat "het thans geen tijd was Geld aan Gedenktekenen te be- 87

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2000 | | pagina 3