73 -gen van n Ier te ;ierig rom- mor el- van zo Den later nderd, m een er du dat kleine e >mt if ge- teken int s. 3 wei geen bete den, ■riode de n )in gens et de :n ilden in het bargoens (dieventaaltje) ook wel met man aanduidde. Ander halve man en een paarde kop. Dat laatste sloeg op de goedkoopste plaats in de schouwburg van een schelling (zes stuivers), waarop een ruiter -te- paard stond afgebeeld! Kruis of munt? Op veel middel eeuwse munten was op één van beide zijden een kruis te zien. Vooral op de penningen, maar ook op het oortje, een munt met de waarde van een kwart stuiver. Je zal toch je laatste oortje versnoept heb ben, helemaal geen poen meer be zitten. Poen komt van ponem. 'Me- tech ponem' is Hebreeuws voor 'ge zicht van de Koning'. En dat ge zicht wordt nog altijd op de munten afgebeeld Om de poen is het te doen! Het Hebreeuws heeft overigens méér bijgedragen aan het monetai re taalgebruik: joet (tien gulden) komt van jod tien) meier (hon derd gulden) van mei' oh hon derd). Iets ingewikkelder ligt 'hei tje' (kwartje). 'Hé' is het Hebreeuw se woord voor vijf. Vijf sloeg op vijf stuivers, samen een kwartje. Van het Hebreeuws naar het bar goens is een kleine stap. Oorspron kelijk noemde men een goudstuk een geeltje, maar toen in 1860 gele Nutsspaarbank Polderweg bankbiljetten van f25,- kwamen werd het geeltje f25,- De achterkant van een biljet van duizend gulden had een rode kleur: een rode rug. Nog even, dan moeten we een euro in het zakje doen en is het een klus- sie van niks: een fluitje van een euro. Dan is er geen hol meer aan? 't Zal wel meevallen, denk ik. JANT. BREMER

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2000 | | pagina 21