64 ABDIJ Een abdij is een zelfstandig klooster van mannen of vrouwen van een geestelijke orde, bestuurd door een abt of abdis. In Nederland was het aantal abdijen in de middeleeuwen zeergroot. Hun bewoners hebben duizenden hectaren grond ont gonnen, wegen aangelegd, dijken opge worpen tegen het opdringende zeewater, talrijke technische verbeteringen aange bracht in de waterwerken, een meer inten sieve landbouw en veeteelt bevorderd en een fraaie architectuur in kerk- en kloos- terbouw geschapen. Ook op het gebied van onderwijs, wetenschap en kunst heb ben zij zich in het algemeen grote verdien sten verworven. Hun scholen stonden in hoog aanzien, terwijl in de abdijen zelf oude handschriften werden (overge schreven en kronieken aangelegd. Ver schillende abdijen beschikten over zeer fraaie bibliotheken. Van de abdijkronieken zijn vooral bekend die van de abten Erno en Menco van Wittewierum (Groningen), van Sigebertus van Gembloers (Brabant), de Egmondse Annales (Egmond), de kro nieken van Mariëngaarde en Lidlum, be werkt door de Friese monnik Sibrandus Leo, enzovoorts. Belangrijke abdijen in ons land waren: Van de Benedictijnen (stichter Benedic- tus van Nursia circa 530) te Stavoren, te Forwerd (Ferwerd), te Egmond en te Utrecht. Verder de adelijke vrouwenab dijen van Rijnsburg en Hoog Elten. Van de Cistercinzers (naar het eerste klooster Citeaux, Frankrijk) in Friesland onder andere Klaarcamp, Bloemcamp (bij Bolsward), Gerkesklooster, in Gro ningen Aduard en Termunten, in Drent he Mariëncamp (bij Assen), in Overijs sel Siculo enzovoorts. Van de Augustijnen (naar Augustinus, omstreeks 400) onder meer te Ludinga- kerk (Sint Martinusabdij) bij Harlingen. De laatste abdij had grote bezittingen in het later (i2e/i3e eeuw) verdronken land in de Kop van Noordholland en onder meer in Den Burg (Texel) een zo genaamde Uithof. De abdij van Eg mond had veel bezittingen in en achter de Noordhollandse duinstreek, onder andere in Schoorl, Camperduin (Abts- kolk Zuid Zijpe), Callantsoog en Huis duinen. Diverse kerken werden vanuit Egmond gesticht. Op de kerkenlijst van de abdij uit het jaar 1080 staan de na men van kerken te Broek op Langedijk, Oterleek, Ursem, Hensbroek, Obdam en Wadway. De eerste (houten) kerk van Schagen is waarschijnlijk gebouwd op het bezit dat de abdij had in de "Vil la Scagha', een geschenk van Graaf Dirk II. Vele abdijen verdwenen ten tijde van de Reformatie en de Opstand (1568-1648) in de 16e eeuw, andere op het eind van de 18e eeuw. Wat de aanleg van een abdijcomplex be treft: hiervoor heeft lange tijd als ideaal beeld het zogenoemde plan van Sint Gal len (circa 820) gegolden. Op een recht hoekig grondplan verheffen zich: de ab dijkerk met de kloosterzaal en de belen dende kapittelzaal, de slaapzaal (dormi torium), de eetzaal of refter met de keu ken en brouwerij, op korte afstand de zie kenzaal (infermerie) en verderde boekerij (librije) en schrijfzaal (scriptorium), de schatka mer en tal van dienstgebouwen, alsmede moestuinen, boomgaarden en zo meer. Het geheel omgeven door een muur, die veelal met kantelen en torens was ver sterkt. De meeste abdijen beschikten over een uitgestrekt domein, dat een gesloten geestelijk en maatschappelijk geheel vormde en een grote mate van zelfstan digheid kende. Bron: Winkler Prins Encyclopedie, 8e druk, deel I (1979). spaard. Vreemd vonden wij die kaalgeschoren schedels. De tons uur was die van de Heilige Petrus, ook wel de Romeinse tonsuur ge noemd. Nou ja, heilige Petrus zal de meester wel niet gezegd hebben, want protestanten moeten niets van heiligen hebben, maar we wisten héél goed wie Petrus was. Een te ken van deemoed, van afhankelijk heid was het, zoals de slaven in het Romeinse rijk ook kort afgeknipte haren moesten hebben. Anderen zeggen dat de tonsuur herinnert aan de doornenkroon van Christus. De schrijver bij het venster zat in een hoge houten stoel, een schemel (voetenbankje) onder zijn voeten, een schuinoplopende schrijfplank onder zijn handen. Het perkament op het schrijfblad werd strak ge houden met behulp van koorden waaraan gewichtjes waren beves tigd. Op de middelste lessenaar is te zien dat er inkthoorntjes (met rode en zwarte inkt?) in kleine ope ningen aan de rechterzijde van het schrijfblad zijn geplaatst. Een stuk (klad)papier (of perkament?) steekt uit de opening in de zijkant. De monnik in het midden is bezig met de letter P. Voor zo'n prachtige letter had hij aan rode en zwarte inkt niet genoeg, daar kwam zelfs zilver en goud aan te pas. Maar geen nood: op de achtergrond in het midden zie je door een open deur een soort werkplaats waar inkt en verf werd gemaakt. Je ziet zelfs iets van een glazen retort die boven het vuur kon worden gewarmd. Een uitkomst ook als je steenkoude handen had gekregen. Op de kist vooraan is een vergroot glas te zien, zo kwam het er soms op aan! Hoe prachtig die letters wel konden zijn, kregen we te zien in een boekje dat van de meester zelf was en dat hij van huis had meege nomen. We moesten er natuurlijk héél voorzichtig mee zijn en dat be grepen we, want het was werkelijk

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 2000 | | pagina 12