Zo beschrijven vader en zoon Jan
en Kasper Luiken in 1694 het
beroep van landmeter in hun boek
'Spiegel van 't Menschelyk Bedrijf.
Vooral de laatste woorden 'hoe
verr' het eigen strekt' zijn van
belang, want landbezit is een zui
nig goed, vooral voor de bevolking
van de kustdorpen Huisduinen en
Den Helder. Heel veel land is in de
voorgaande eeuwen verloren
gegaan.
Bestuur moeten opgemeten en
getaxeerd worden ten einde aan de
daar bij belang hebbende eenige
behoorlijke schadevergoeding zou
kunnen worden afgegeven, Helder
den 14 augustus 1803'. Met het
noemen van enige landerijen is
Kuijk aan de voorzichtige kant, alle
kerkbesturen, diaconieën én het
weeshuis bezitten land op lokaties
die wij nu kennen als Fort Erfprins
en Fort Dirks Admiraal én een
Ruighweg - Helder
Door overstromingen en uitdijkin-
gen is er veel aan de verwoestende
Noordzee prijsgegeven en polder
landwinning van het Buitenveldt
(Koegras 1817) is dan nog lang niet
aan de orde. Als daarbij, in de
Franse Tijd, plannen bekend wor
den voor het bouwen van verdedi
gingswerken op de buitengronden
van de beide kustdorpen valt dat
bijzonder slecht bij de grondbezit
ters en hun pachters. s Landsop-
zichter Cornelis Kuijk heeft de
ondankbare taak om het dorpsbe
stuur en de 'Geachte Medeburgers'
mee te delen dat 'het staats-bewind
dezer Republiek geauthoriseerd is
tot het aanleggen van eenige fortifi-
catieën in de polder van Huisdui
nen en de Helder en dat eenige
landerijen moeten vergraaven wor
den, als meede dat de voornoemde
landen op last van het Gemeente
nooit gebouwde fortengordel ter
hoogte van wat later de loop van de
Ruijghweg en de Prins Willem
Alexandersingel zou worden. Een
lijst van zeker 140 namen is het
gevolg, zij allen hebben daar of een
klein- of een groot stuk land.
Gegoede families als Broertjes,
Krul, Korff, Platevoet en Castricum
verhuren daar grote landerijen,
weer anderen zijn eigenaar van
'een kleine acker'. Door een reke
ning van f 183,90 in het Helderse
gemeentearchief is bekend dat
landmeter J. Switser uit Purme-
rend van twee tot en met twee- en
twintig december 1803 met assis
tentie van drie man de metingen
van de gronden verricht.
Switser meet alles in Huisduiner
maat, dat wil zeggen: 16 voeten in
een roede (een roede 4,79
meter).
Grondbelasting en het kadaster
In dezelfde periode werken 's
landsregeerders aan plannen om
een grondbelasting in te voeren.
Een belasting die berekend gaat
worden via de oude- en met aan
vulling van toekomstige- meet
gegevens. Het gevolg is dat in 1811
landmeters aan metingen begin
nen die voor geheel Nederland
zo'n twintig jaar in beslag gaan
nemen. Ieder stuk grond dat
begrensd wordt en aan een eige
naar toebehoort wordt opgemeten
en in kaart gebracht.
Los van de opmeting schatten
(belasting-) deskundigen de waar
de van de grond. Maar wat bete
kent dit nou voor de dorpen Huis
duinen en Den Helder?
Ten eerste dat op verzoek van de
Staatsraad van Noord-Holland op
15 augustus 1816 en in opdracht
van de Directeur der Directe
Belastingen de werkzaamheden
voor het opmeten van de percelen
tot één kaart aanvangen. Ten twee
de dat pas jaren later, december
1829, de meting is uitgevoerd, op
kaart staat en administratief is ver
werkt. Klachten omtrent opmeting
en uitkomst kunnen de eigenaren
kwijt bij de verantwoordelijke land
meter F.J. Nautz die daarvoor een
week lang dagelijks op het
gemeentehuis aanwezig is. Niet
lang daarna begint de overheid de
grondbelasting te innen.
Het toen ontstane Nederlandse
Kadaster (1828) zou uitgroeien tot
een bekend instituut waar de voor
naamste gegevens over de eigen
dom van grond en gebouwen tot
op de dag van vandaag te vinden
zijn.
Na de Franse Tijd (1795-1814) komt
er een einde aan vele plaatselijke
gebruiken en rechten. Zo komt er
in 1829 voor de Marsdiepdorpen
officieël een einde aan een wel héél
bijzondere maat: de 'Huisduiner
maat'.
Het was landmeter eerste klas van
het kadaster F.J. Nautz die aan
De Ruijghweg zou ooit deel uit gaan maken van een fortengordel.
!7