hebben bezorgd, zodat ze konden
gaan trouwen; door zijn gebed sche
pen in de storm hebben behoed; drie
kinderen, die men slachten wilde om
er pasteitjes van te maken, hebben
gered, enzovoorts. Daardoor werd
Nicolaas de grote weldoener der kin
deren, de beschermheilige der zeevaar
ders den de Sint, die jonge meisjes
hun 'vrijer' bezorgt. Zijn verering
zetelt in kuststreken en havenplaat
sen, vooral in Amsterdam. Hij stierf
op 6 december, wat derhalve zijn
naamdag als heilige werd. Zijn
gebeente zou later overgebracht zijn
naar Bari en Zuid-Italië.
De Germanen vereerden Wodan, de
stormdemon en dodengod, die in de
'twaalfnachten', begin december, met
zijn dodengeesten uit de onderwereld
loskwam en in die donkere nachten
joelend over de landen joeg. Van hem
vooral moest de vruchtbaarheid van
land, vee en mensen komen. Hij reed
op zijn achtpotige schimmel Schleip-
nir door het luchtruim, met een zwar
te hoed op en een wijde mantel aan
(symbolen van de nacht en de dood),
zijn stok Gangnir in de hand en ver
gezeld van een everzwijn. Om hem
gunstig te stemmen legde men offers
van hooi, koren en vruchten onder de
schoorsteen, de open verbinding met
het luchtruim; de oorspronkelijke
mens- en dierenoffers werden geleide
lijk vervangen door koeken in de vorm
van mensen en dieren Laibkuchen
en men geselde bomen, mensen en
dieren met een zogenoemde levensroe
de (een bos groene twijgen): een
magisch gebruik om Wodan te bewe
gen veel vruchtbaarheid te geven,
waartoe ook het strooien met erwten
en bonen moest dienen; in diezelfde
dagen viel ook de beslissing wie dat
jaar zou trouwen. Toen de kerk het
aanpassingsrecept ging gebruiken, ver
ving Nicolaas Wodan; de feestelijkhe
den en gebruiken bleven echter dezelf
de. Nog altijd rijdt hij op zijn schim
mel over de daken, offert men hooi en
koeken (taaitaai is het oudstbekende
gebakrecept!); de dodengeesten werden
samengetrokken in een schrikfiguur:
Zwarte Piet, die nu nog de roede han
teert; de meisjes krijgen hun 'vrijer' en
men strooit nog... met perpernoten; de
hoed van Wodan werd Nicolaas' mij
ter en Gangnir werd zijn bisschops
staf. Spanje heeft er eigenlijk niets
mee te maken en berust op een vergis
sing: alle schepen, die naar de Mid
dellandse Zee voeren, kwamen langs
Spanje en werden daarom spanje-
vaarders genoemd!.
Economische opbloei
Karei de Grote tenslotte bracht, zij
het met harde had, veiligheid en
vrede in zijn rijk, hetgeen zeer
bevorderlijk was voor de handel,
waarbij de Friezen, vanouds een
zeevarend volk, een grote rol speel
den. Dorestad (Duurstede) was het
voornaamste handelscentrum.
Daar kwamen de schippers met
graan en wijn uit de rijnlanden,
met hout en bont uit Denemarken
en Sleeswijk, met ijzer en tin uit
Engeland, met velerlei artikelen uit
Frankrijk. Eigen uitvoerprodukten
waren boter, kaas, vee, Fries laken.
Maar het belangrijkste bleef het
boerenbedrijf en ook daar waren
vernieuwingen doorgevoerd,
althans op de koninklijke en kei
zerlijke grootgrondbezittingen. We
mogen aannemen dat hiervan toch
een zekere invloed is uitgegaan.
Voor grote ontginningen (van
veengebieden onder andere) was
een goede organisatie noodzake
lijk. Inderdaad konden de meeste
kloosters die bieden, maar of dat
beslist noodzakelijk was?
De historicus Jan Romein vatte de
situatie als volgt samen: 'In het
begin van de 9e eeuw behoorden
de Nederlanden dus wéér, als ten
tijde der Romeinen, tot een groot
rijk, maar een rijk van andere,
lagere orde, eenvoudig van struc
tuur, met weinig verkeer, een
gering aantal ambtenaren, onder
betaald doordat de geldhuishou
ding bezig was te verdwijnen doch
beloond met grondbezit en toege
zegde voordelen...
Tegenover deze nadelen stond één
groot voordeel: de lage landen
waren niet meer zo'n uithoek...niet
Rome was meer de hoofdstad maar
Aken en ook in Nijmegen bouwde
Karei zich een burcht (Valkhof)'9
Waarschijnlijk is deze historicus in
het beklemtonen van het belonen
van vazallen en de vorm van grond
en goederen, toch iets te negatief
over de geldhuishouding. Andere
auteurs wijzen er juist op dat het
muntstelsel, zoals we dat voor kort
(1971) nog in Engeland kenden: 1
Pond 20 shilling 240 pennies,
is terug te voeren op Karei de
Grote.
Het gelaat van Karei de Grote.
Detail van het door tijdgenoten vervaar
digde ruiterbeeld, dat zich in het Musee
Carnavalet te Parijs bevindt.
Hof te Aken
'Karel's geslacht had zijn stamgoe
deren uit het Luikse en al was de
regeringstaai het Latijn, hijzelf kon
niet anders spreken dan zijn Fran
kische dialect, al heeft zij zich op
latere leeftijd nog moeite gegeven
om het Latijn machtig te worden.'
Aldus Jan Romein., en onze mees
ter wist daar nog bij te vertellen dat
Karei ook niet kon lezen en schrij
ven, maar ook dat hij het op latere
leeftijd wél probeerde. Want hij
vond het wel belangrijk!
'Ook te schrijven trachtte hij en hij
placht derhalve tabletten en papier
in bed onder het hoofdkussen met