bekeringstochten toepaste. Tot welke wreedheden zich de volbloe dige, zwaargebouwde, met enerigie geladen monarch liet meeslepen, kunnen wij enigszins opmaken uit het feit dat zijn vriend en hoveling, de geleerde Alcuin, zóveel weerzin ondervond tegen de mensenslach tingen van Karei, dat hij herhaalde lijk bij hem aandrong op een zacht zinniger en evangelischer bejege ning van de tegenstander...'.3 Maar de eigenaardigheden van Wodan op zijn witte ros Schleipnir werden overgebracht op de Heilige Nicolaas; de Willibrordsputten (Petten, Heiloo) werden gekersten de bronnen en menig vroegmiddel eeuws (houten) kerkje verrees op de plaats van een Germaans heilig dom. De oude Germaanse cultuur moest plaats maken voor de chris telijke, want 'Van het christendom ging een zeer beschavende invloed uit: de ruwe zeden werden ver zacht, de vrouwen en onderge schikten beter behandeld. Boven dien deden de monniken van de kloosters aan landontginning, inpoldering en wegenaanleg, waar ook de stoffelijke ontwikkeling van de bevolking werd bevorderd'.4 Men was geneigd een gebied als christelijk te beschouwen als de sociale bovenlaag maar eenmaal 'bekeerd' was. Maar het gewone volk bleef in feite nog eeuwenlang vóórchristelijk gedachtengoed koes teren. De directe macht van koning Karei de Grote was op tweeërlei wijzen voelbaar: via het koninklijk grond bezit en via door de koning aange stelde graven, die in zijn naar het openbaar gezag uitoefenden. Tot de eerste behoorden in ons gebied Velzen, Vronen bij Sint Pancras (Fronehof, fiscus, koninlijk bezit), Medemblik, Wieringen en Texel. Laatsgenoemde plaatsen laagen aan de handelsweg het Vlie via Almere naar Dorestad, Medemblik aan de monding van de Midden- leek. Begrijpelijk dat de koning daar in elk geval koningsgoederen wilde hebben, wat dat dan ook pre cies mocht betekenen. Marsdiep en Zijpe bestonden al wel, maar het Marsdiep had nog geen verbinding met het Vlie en de Zijpe nog niet met de Rekere(?).5 Het vanouds bewoonbare duin landschap, dat zich enige kilome ters vóór de huidige kustlijn uits trekte, en de hoge gronden van Texel en Wieringen waren voor die tijd dichtbevolkte woongebieden. Tussen duinstreek, Wieringen en Texel lagen reusachtige veengebie den die ten dele al ontgonnen waren. Er zijn nogal wat schen kingsakten uit omstreeks 800 bewaard gebleven, onder meer van het klooster van Bonifatius te Fulda, waarin schenkingen worden vermeld van landerijen enzovoorts in pago Wirense (de streek Wierin gen) of bij de rivier het Marsdiep (fluvium Maresdeep).6 In een ne eeuwse goederenlijst van de Sint Maartenskerk die teruggaat op verloren gegane ker kelijke goederen van vóór de inval len der Noormannen (circa 800), worden in deze gebieden onder andere Texel, Wieringen, Huisdui nen, Petten, Schoorl, Bergen en Vronen genoemd. De gouwnamen Texla (Texel), Wiran (Wieringen) en Kinheim (Kennemerland) laten zien hoe het gebied bestuurlijk was ingedeeld. De graven hadden in de eerste plaats voor de rechtspraak te zorgen. Een belangrijke vernieu wing was volgens onze meester de invoering van een vast college van schepenen als rechtbank in plaats van de burenrechtspraak. Maar het waarom ontging ons ten enen male. Een andere belangrijke maat regel was het bevel van Karei de Grote om de bestaande volksrech ten op te tekenen. Zo ontstond de Lex Frisionum, zoiets als een Fries Wetboek.7 Leenstelsel Als belangrijke sociale vernieuwing werd het zogenaamde leenstelsel genoemd, de grondslag van de middeleeuwse adel. Maar ook de Friese vorsten beloonden de loyali teit van hun aanvoerders al met goederen en kostbaarheden, terwijl hun trouw aan de vorst (de ringge- ver) door een plechtige eed werd bevestigd. De 'gevolgsmannen' waren verplicht de vorst te steunen in de stijd, hun buit af te staan, de eventuele dood van hun heer te wreken, ja zelfs voor hem te ster ven. In ruil voor hun diensten ont vingen zij bescherming, wapens, kostbaarheden - zelfs land. In de Karolingische tijd echter werd het gebruik aan vazallen beneficia (grondgebied, ambt, tolrecht, enzo voorts) te verlenen en wel voor het leven, teneinde hen in staat te stel len militaire dienst te vervullen. En nog een belangrijke stap verder vond plaats toen het aantal konik- lijke vazallen sterk groeide, hun sociale aanzien sterk toenam en deze lieden een prominente rol gingen spelen. In de 9e eeuw ten slotte begon een proces van 'verza kelijking': de rechten van de vazal werden steeds groter, het leen begon erfelijk te worden, zodat ten slotte het gezag door de adel steeds meer 'eigener autoriteit' werd uitgeoefend. Deze heren gingen zélfs weer lenen uitgeven en zo ontstond er een heel systeem: het leenstelsel, een tot in de late mid deleeuwen overheersend systeem in de lage landen bij de zee.'8 Er is waarschijnlijk geen sprekender voorbeeld van de innige verstrengeling van animistische, Germaanse en christelijke factoren dan de broemde Sint Nicolaas. Van de heilige Nico laas weten we, dat hij omstreeks 250 te Patras in Klein Azië werd geboren, met zijn rijkdom veel menslievende dingen deed, bisschop van Myra werd en in jij stierf. Om zijn figuur zijn een groot aantal legenden onstaan: hij zou de huwbare dochters van een edelman, die als slavinnen verkocht zouden worden, 's nachts heimelijk gouden appelen in hun schoentjes 10

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1999 | | pagina 10