brengsten. Gulle gevers beklaagden
zich inmiddels dat de gelden nog
niet verdeeld waren onder de bevol
king die door honger en gebrek
niets anders konden dan bede-
len64.
Bij het dorpsbestuur kwamen er
brieven binnen van ongeruste vrou
wen van militairen die van hun
mannen na de strijd niets meer
hadden vernomen. De bestuurders
konden niet meer doen dan in het
hospitaal van Huisduinen te infor
meren en terug schrijven dat 'wij
uw niets nader hier van kunnen in
formeren en hoopen dat uw in uw
onzekere staat mag werden onder
steund' 65. Boeren uit omliggende
dorpen zochten hier naar hun ge
stolen wagens, sjezen en onderstel
len die door 'de schenking' van Pul-
teney inmiddels een nieuwe eige
naar hadden. Ze werden hier de
'Engelsche wagens' genoemd maar
het dorpsbestuur zag bij 'tijd en
wijle een eijgenaar opkoomen', om
zijn eigendom op te eisen. Als er
een bewijsbare verklaring werd
overlegd was het bestuur verplicht
tot het doen van teruggave 66. Zo
kwam uit Schagen Jochem Mole
naar. Zijn wagen was door de troe
pen meegenomen naar Den Hel
der, volgens Molenaar een nog
nieuwe wagen met beslagen wie
len, in de kleuren blauw en groen,
zijn initialen J. J. M. Anno 1798
stonden zelfs op de achteras! Zijn
zoon Jan had ontdekt dat de wagen
in Den Helder met een 'nieuwe ei
genaar' reed 67, Hendrik Jongkees
had ook geluk. Hij was eigenaar
van een lading grof zout die uit het
vrachtruim van schipper Heijnen
door de Engelsen in een andere
Texelse schuit was overgeladen en
die hij weer terug kreeg omdat het
schip daar was achtergelaten Er
ger was het dat tijdens de invasie
het kerkorgel in de Huisduinerkerk
was verwoest. Het orgel was een
schenking van Dieuwer Pieters
(1673). De herinnering aan deze
gift is het orgel dat is uitgehouwen
op de nog aanwezige monumentale
grafsteen op de Helderse begraaf
plaats.
Er zijn door het Bataafse leger én
de Engelsen in Den Helder en
Huisduinen ruim 40 paarden door
onbekende militairen gevorderd.
Alleen broodbakker Dirk Steeman
wist dat Lt. Herbrigter van de 7e
halve brigade twee paarden van
hem had gevorderd. Pieter Filmer,
boer van de Kleijne Keet, de hoeve
die direct achter de duinen lag waar
de invasie plaatsvond, stond met 4
stuks en een schadebedrag van
360,- op de lijst van gevorderde
paarden 6 9. Zijn totale schade be
droeg echter duizenden guldens, al
zijn vee en gereedschap was hem
ontnomen. Net als de verder gele
gen pachthoeven in het Buitenveldt
die ook door de Engelse en Russi
sche troepen van hun bezittingen,
hun paarden en koeien, schapen en
varkens waren beroofd. Toch moest
het bestuur van Den Helder lang
wachten op toestemming om tot
verkoop over te gaan van goederen
als meel 'door den vijand vertrek
agter gelaten'. Het bestuur sloeg
het op in de timmerschuur op de
scheepshelling aan het Nieuwediep
7°. Uiteindelijk ligt het op 1 mei
nog in de totaal ongeschikte schuur
en is het 'meel door honderd ja
duijsende ratten als anderzinds
wordt door geknaagd en dat reeds
alles geheel als totaal verdorven is'.
De eigenaren van de schuur A.
Korflf Zoonen wilden dat hun
schuur leeg gehaald werd want zij
willen weer aan het werk en lopen
nu verliezen op 71. Zij maakten
daar onder andere kribben, tafels
en banken voor de militaire kazer
nes 72. Dorpsrekeningen vermel
den uiteindelijk dat door het achter
gelaten meel en de 'Engelse wa
gens' voor de dorpelingen
1454,18 te verdelen was 73. Het
zou de municipaliteit nog lang ach
tervolgen, tot in het jaar 1802 ko
men in de dorpsrekeningen nog
notities voor van verkopingen, zelfs
nog 'van een verkogte wagen door
de Engelschen agtergelaten 34:6'
74.
Lege dorpskas
De leden van de municipaliteit
wachtten na hun installering op 9
december 1799 weer een zware
taak, zij spraken dan ook van 'de
onmogelijkheijd om die post te
kunnen waarnemen' 75 de Engel
sen waren dan wel vertrokken maar
door de nieuwe inkwartieringen
van de Bataafse en de Franse troe
pen liepen Huisduinen en Den
Helder weer vol. Ondanks dat op
Huisduinen alle kazernes en in
Den Helder een aantal kazernes
waren vernield, de kribben waren
verbrand, de tafels, banken, matras
sen, dekens en lakens waren ge
roofd. Toch kwamen weer een bat-
taljon infanterie en een compagnie
artilleristen aan die bij 'den uijtge-
putten burgers gebilletteerd moe
ten worden' 76. De municipaliteit
schreef naar het Gouvernement en
herinnerde ze aan de belofte de
burgerij te verlichten van de zware
last van inkwartiering. Nog erger is
dat zij gehoord hebben dat er dor
pen in dit district zijn die aan nood
lijdende burgers vlees en brood uit
delen, 'en hier moet een noodlij
dende burger den soldaat ligging,
dekking, vuur en ligt geven en zelfs
van armoed af eten'. Zo ontstond
wéér de situatie dat de municipali
teit 'alle dagen den klagte hooren
van den burger en de soldaat welk
dikwijls met alder billijkste bij ons
koomen maar moeten de zelve
klagten wegsenden, het zij vriende
lijk of onvriendelijk en ons een
grievend leed verwekt'. Zij hadden
er meer dan genoeg van en wilden
eigenlijk, tenzij de klachten werden
verholpen, niets liever dan aftreden
77. Het dieptepunt volgde op 2 fe
bruari 1800 toen was de dorpskas
zo leeg dat dorpsambtenaren als de
schoolmeester, vroedvrouw en ge
rechtsdienaar niet meer betaald
128